“Klein wonen is niet meer alleen voor wereldverbeteraars”

Klein maar fijn: dat is de rode draad in het werk van architect Leon Zondervan. We willen namelijk met steeds meer mensen op een kluitje in de stad wonen – en wat hem betreft is dat prima te rijmen met een gevoel van luxe.

Tekst: Jean-Paul Keulen
Fotografie: Marius Hille Ris Lambers

‘PopUpVillage’, zo heette het project waar je aan de TU Delft op afstudeerde. Wat hield dat in?
“Ik zocht naar een manier om leegstaande kantoorgebouwen gedurende een korte termijn op een andere manier in te zetten. Hoe kun je een gebouw op een laagdrempelige manier transformeren, zonder dat je het gebouw zelf hoeft aan te passen? Door er iets in te zetten dat er ook weer uit kan. Daarom bedacht ik wat ik de Functiepixel noemde. Dat doet een beetje denken aan LEGO, of IKEA. Een systeem van wanden, meubels, badkamerelementen enzovoort, waarmee je een complete kamer of studio kan bouwen ín een kantoorruimte.”

Maar woon je dan niet in een heel saaie, cubicle-achtige ruimte?
“Dat hoeft niet. Waar bijvoorbeeld elke containerwoning precies hetzelfde is, is met zo’n systeem heel veel variatie mogelijk. Hoe kleiner je de bouwelementen maakt, hoe meer mogelijkheden je hebt. Met LEGO-blokjes kun je tenslotte ook heel veel verschillende dingen bouwen.”

“Verdiepingshoge ramen geven een kleine woning veel statigheid”

Is het nog steeds belangrijk om leegstaande kantoorgebouwen tijdelijk bewoonbaar te maken?
“Toen ik afstudeerde, zaten we in de crisis. Nu de economie weer is aangetrokken, is leegstand een minder groot probleem. Er is weer meer vraag naar bedrijfsruimtes; men is weer bereid grotere ingrepen te doen. Maar als we opnieuw in een crisis belanden, kan hetzelfde probleem natuurlijk weer optreden. Bovendien willen er steeds meer mensen in de stad wonen. Daardoor stijgen de prijzen en wordt het druk. De vraag is dan: hoe gaan we daarmee om? Kunnen we steden blijven uitbreiden, of kunnen we ze verdichten? Dat verdichten is wat ik nu met mijn eigen architectenbureau probeer: het creëren van een kwalitatief betere ruimte op een kleiner oppervlak.”

En hoe uit zich dat in je bouwprojecten?
“In het Amsterdamse Kade Noord ging het om relatief kleine woningen, die toch een gevoel van comfort en luxe geven. Dat heb ik bijvoorbeeld proberen te bereiken met verdiepingshoge ramen; die geven zo’n kleine woning een boel statigheid. Ook zijn de plafonds hoger dan normaal. Verder hebben we veel gespeeld met de indeling: hoe houd je die aan de ene kant heel open en licht, en zorg je aan de andere kant toch voor beschutting?”

Ruimte is niet meer een luxe die mensen per se willen’

Daarnaast ben je in Rotterdam zogenoemde ‘microlofts’ in twee hotels aan het realiseren.
“Ja, daar probeer ik het principe van tiny houses in toe te passen. Als mensen het daarover hebben, zien ze meestal een cottage in de natuur voor zich. Ik denk dat het idee veel interessanter is in de stad, waar de ruimte zo schaars is. En hotels zijn dan heel geschikt. Die hebben heel mooie, ruim ogende kamers met een relatief klein oppervlak; gemiddeld zo’n 25 vierkante meter. Daar bouwen wij dan een hele studio in, met bijvoorbeeld een bed op een laag platform. Zo creëer je tegelijkertijd een beschutte plek én iets wat er statig uitziet.”

Denk je dat mensen ook echt klein wíllen wonen, of doen de meesten het toch vooral uit noodzaak?
“De laatste paar jaar is er volgens mij op dat punt echt iets veranderd. Ruimte is niet meer een luxe die mensen per se willen. Ze kunnen hun luxe ook op een ander vlak kiezen. Ze willen bijvoorbeeld op een mooie plek wonen, of een mooi interieur hebben. En als je dan zorgt dat een woning genoeg licht heeft, een goed uitzicht heeft en ruim aanvoelt… Dan is het niet meer een compromis, of alleen iets voor wereldverbeteraars. Dan kun je echt kwaliteit toevoegen.”

Snel en comfortabel

Nederland verkennen doen we van oudsher toch het best op de fiets. En dan wel graag een exemplaar dat snel en comfortabel is. Specialized helpt daar graag een handje aan mee met de Turbo Vado 4.0. De meest snelle en comfortabele stadsfiets van dit moment. 

‘It’s you, only faster.’ Met deze uitspraak introduceerde Specialized enkele jaren geleden de Turbo-technologie. Met de nieuwe Turbo Vado 4.0. tillen ze deze uitspraak naar een hoger niveau. De Turbo Vado 4.0 beschikt namelijk over een geïntegreerde Turbo 250 motor, waarmee je zo uit de startblokken schiet. De motor reageert op pedaalkracht: hoe harder je trapt, hoe meer ondersteuning je krijgt van de motor. Door de snaar-aandrijving hoef je niet bang te zijn voor een ronkende motor, hij is fluisterstil en vrij van trillingen.

Geïntegreerd 

Leuk detail: zowel de motor als de 504Wh batterij zijn volledig geïntegreerd in het frame, waardoor het lijkt alsof je alles op eigen kracht doet. De krachtige batterij zorgt er tevens voor een reikwijdte van 168 kilometer in Economy modus, 72 kilometer in Sport modus en 48 kilometer in Turbo modus. Van en naar het werk fietsen, boodschappen doen of op de fiets een stad verkennen doe je dan ook binnen no-time.

Snufjes

Voor de echte sporter beschikt deze fiets ook over een aantal vernuftige snufjes. Zo toont een 2.2-inch digitaal LCD-scherm alle belangrijke ritgegevens in real-time. Daarnaast communiceert de batterij met het scherm om je rit nog meer te optimaliseren.

Turbo Vado 4.0 €3599,-
www.specialized.com

Franse metropool op de Drentse hei

Foto: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed

Amsterdam, Rotterdam, Utrecht en Den Haag, eat your heart out. Als het aan koning Lodewijk Napoleon had gelegen had Neerlands grootste stad in Drenthe gelegen. Twee eeuwen terug had de Fransman plannen om Assen om te toveren tot het Versailles van het Noorden. Het stratenplan lag er al, net als de ontwerpen voor verschillende aanzienlijke paleizen, lusthoven en parken. Na vier jaar in de Lage Landen dwong zijn machtige broer Napoleon Bonaparte hem echter tot aftreden. Vijf jaar later namen de Oranjes het over.

De Oranjes hadden geen goed woord over voor Napoleon Bonaparte en zijn broer Lodewijk Napoleon toen ze het vanaf 1815 weer voor het zeggen kregen in de Lage Landen. De Fransen en hun gevolg in Nederland hadden hen jaren eerder verdreven en van bijna al hun persoonlijke rijkdommen bestolen. Bij de stichting van het Koninkrijk der Nederlanden draaiden de propagandamachine dan ook op volle toeren: Lodewijk zou onze koloniale belangen verspeeld en de economie ten gronde gericht hebben. Nota bene, de Fransman slaagde er niet eens in om zijn eigen vrouw aan zijn zij te houden, de prinses vluchtte uit pure walging voor de Nederlandse kleinburgerlijkheid na enkele jaren uit het Paleis op de Dam terug naar Parijs. Beroemd is de anekdote dat Lodewijk zich staand op zijn nieuw aangelegde balkon in het centrum van Amsterdam aan de stedelingen voorstelde als ‘Konijn van Olland’.

De lastercampagne zou onderdeel worden van ons lespakket – en vertaalt zich nog altijd voor een belangrijk deel in de geschiedenis over de negentiende eeuw zoals dat op de meeste scholen onderwezen wordt. Het is onderdeel geworden van ons collectieve geheugen. Onterecht, stellen een aantal historici nu, Lodewijk Napoleon was een buitengewoon populair vorst en ondernam veel om ons land mee te krijgen in de vaart der volkeren.

Een nieuwe koning
De drie jaar geleden door de VPRO-uitgezonden serie ‘De IJzeren Eeuw’ start zelfs met een complete uitzending over de Fransman: “Lodewijk investeerde in onze moderne staatsinrichting, een behoorlijke infrastructuur en betere gezondheidszorg en onderwijs. Anders dan zijn voorgangers wenste hij dat er vooral Nederlands aan het hof gesproken werd – en niet, zoals gebruikelijk in de tijd, Frans, zijn moedertaal.”

Minst bekend van alle grote plannen van Lodewijk is wellicht zijn wens om een metropool aan te leggen op de Drentse hei. Zo liet de monarch op 13 maart 1809 per koninklijk besluit weten dat ‘uit aanmerking van de aangelegenheid en gelukkige ligging […] Assen in het centrum van het departement Drenthe der vergroting waarvoor hetzelfde departement vatbaar is, […] de rang van stad wordt verleend op gelijken voet als alle andere steden van het rijk.’ Het gehucht kreeg niet alleen stadsrechten maar zou ook in bevolkingsaantal moeten groeien naar ruim 6.000 inwoners. Lodewijk benoemde een burgermeester, twee wethouders, een secretaris en vijf vroedschappen (raadsleden).

Een nieuw Versaille
Het had qua allure niet onder moeten doen voor het Parijs van zijn broer. Er moesten verschillende ambachtsscholen worden aangelegd, kapitale boulevards, parken en een aanzienlijk paleis met compleet lusthof. De koning wenste in de zomermaanden in de nieuwe stad door te brengen, zo maakte hij duidelijk. Lodewijk liet zijn favoriete architect Carlo Giovanni Francisco Giudici een stratenplan optekenen (waarvan een kaart bewaard wordt in het Asser gemeentearchief). Uit eigen portemonnaie schonk de vorst enkele tienduizenden guldens voor de aanleg van de eerste huizen in Franse stijl. Van de geplande bouwwerken kwamen slechts enkele gereed aan de Brinkstraat en de Nieuwe Huizen in Assen.

Napoleon Bonaparte zag tot grote frustratie van zijn broer weinig in investeringen in het wingewest. Ondanks felle protesten – Lodewijk schreef in een aangrijpende brief ‘Sire, welk een vloek rust er op mij dat mijn gedrag met zoveel afweer wordt beoordeeld? Mijn hachelijke situatie geeft mij geen rust.’ – hield de kleine generaal vanuit Parijs voet bij stuk. Nederland werd in 1810 bij Frankrijk ingelijfd. Lodewijk zag zijn dromen verdampen, de bouwtekeningen voor het moderne Assen, aangelegd in Franse stijl, verdwenen in de kast.

Goed weer
Blijft de vraag hoe de Franse koning überhaupt op het idee kwam om Assen om te bouwen tot aanzienlijke stad: het dorpje was ontegenzeggelijk arm, er waren geen winkels of restaurants en de meeste wegen waren van zand. Welnu, daarover verschillende meningen. Zeker is dat de inwoners een flinke investering in hun gehucht wel zagen zitten. Het laatste restje uit de gemeentespaarpot werd ingezet ter verfraaiing van Assen toen per koninklijk decreet melding gemaakt werd dat de monarch de regio aan zou doen. Huizen werden zo goed als kon opgeknapt, groenstroken opnieuw ingericht en het vertrek waarin Lodewijk zou overnachten voor niet minder dan 50 gulden (in de tijd nogal een designbudget) van nieuw meubilair en een aantrekkelijk likje verf voorzien (de rest van het 200 man tellende gevolg van de koning moest bij Assenaren in huis overnachten). Wat mee speelde was dat het weer bij een eerste bezoek op 20 maart 1820  goed was. De natuur stond in bloei en het was warm, zo blijkt uit bewaard gebleven verslagen.

Franse erfenis
Ook de stemming van de koning zelf speelde een rol: Lodewijk had in de grotendeels lege provincie de ruimte om te bouwen om zo (aan zijn broer) te laten zien waar hij toe in staat was. Economische bloei zou bovenal ook het weinige protest dat in de rest van Nederland aanwezig was tegen de Franse bezetting de kop in drukken. Daarbij ontving hij, zo is duidelijk, bij zijn aankomst een van de weinige vriendelijke brieven van Napoleon; hij was aldus goed gemutst.

Hoewel weinig bewaard is gebleven van de Franse tijd in Assen, is de korte episode aan het begin van de negentiende eeuw bepalend geweest voor de verdere ontwikkeling van de stad en de provincie. Anders is dat in Parijs waar de naam Assen zelfs de belangrijkste historici weinig zegt.

Architect met intellect

Ze werd door tijdschrift De Architect uitgeroepen als een van de jonge talenten van het jaar vanwege haar bijzondere kijk op architectuur. Met haar architectenbureau Lilith Ronner van Hooijdonk wil Elsbeth Ronner (1984) Nederland verleiden tot meer narratieve architectuur.

Bureau Lilith Ronner van Hooijdonk werkt vanuit een geheel eigen benadering. Het maakt architectuur vanuit verhalen en werkt vanuit een meer intellectueel dan bouwkundig of technologisch gedachtengoed, legt Elsbeth Ronner uit. ‘Narratieve architectuur gaat over verhalen zichtbaar maken. De verhalen die wij er zelf instoppen, maar ook de verhalen die gebruikers en passanten erin kunnen lezen. Verwijzingen naar de omgeving, historische voorbeelden, kunst, literatuur, architectuur, popcultuur: we zoeken naar verbanden in de omgeving. Beeldrijm, zo je wilt. Het is als poëzie: daarin valt ook van alles te ontdekken. Tegelijk spreekt niemand letterlijk zo, maar toch ademt een goed gedicht sfeer en logica. De Kunsthal in Rotterdam door OMA van Rem Koolhaas is een voorbeeld van een bestaand gebouw met veel narratieve kwaliteiten: de gelaagdheid, en intellectuele referenties van de architecten, met tegelijkertijd de overduidelijke verwijzing naar een tankstation – een beeld dat voor iedereen herkenning oproept. Zo sterk.’ Lacht: ‘Ik wilde dat wij dat ontworpen hadden.’

Fris-wollig
Als kantoor is Lilith Ronner van Hooijdonk, dat naast Ronner wordt gerund door Lilith van Assem, heel veelzijdig. Het produceert zowel fysieke gebouwen als podcasts en artikelen over architectuur. ‘We hebben net een kangoeroewoning opgeleverd voor drie generaties familie en we zijn bezig met de verbouwing van een herenhuis in Den Haag, waarbij we de bewoners helpen om het age-proof te krijgen. Maar we doen ook onderzoek in de Noordoostpolder in een zelfgeïnitieerd project. Dat gaat uiteindelijk resulteren in een paviljoen dat we bouwen met kunstenaars, als een publiek evenement. Daarnaast doen we onderzoek en geven we les op verschillende universiteiten en academies. We hopen dat we zo een nieuwe blik werpen op architectuur en maatschappelijke vraagstukken. En natuurlijk willen we inspireren in onze projecten.’ Na een lange tijd waarin architectuur vooral om technologische ontwikkelingen en duidelijke beeldtaal leek te gaan, voelt de intellectuele benadering van Lilith Ronner van Hooijdonk licht wollig, maar wel fris. ‘Wij merken dat er meer vraag komt naar complexiteit. Eenvoud past misschien niet meer bij deze tijden.’

‘Het is eigenlijk vreemd dat we op school wel Hermans lezen, maar niets leren over goede architectuur’

‘Doe maar een geveltje’
Toch is het voor een architectenbureau in deze tijd lastig om zelf een stempel op een project te drukken, al was het maar omdat vaak rigide wordt gedacht over hoe een gebouw of woning eruit zou moeten zien. ‘We zouden graag een groot woonproject doen, maar de realiteit is, dat je als architect dan bij wijze van spreken al plattegronden in de handen gedrukt krijgt zo van: zo moet het worden, doe maar een leuk geveltje. Alleen: die gedachte van hoe een woning eruit hoort te zien is zó achterhaald. Het standaardgezin van twee ouders, twee kinderen zie je bijna niet meer. Natuurlijk kun je niet op alle wensen ingaan, maar het is wel tijd voor een flexibeler en onderzoekender benadering van wonen. We zouden ons ook als gebruiker bewuster moeten zijn van de mogelijkheden van architectuur. Maar dat is ook onwetendheid. Het is eigenlijk vreemd dat we op school wel Hermans lezen, maar niets leren over goede architectuur. Terwijl architectuur juist zo’n belangrijke rol kan vervullen in maatschappelijke vraagstukken.’

Printer aan, dak boven je hoofd

Foto: ICON

Bouwbedrijf Icon denkt de oplossing gevonden te hebben voor armoede in de wereld. De Amerikaanse startup zegt huizen te kunnen ‘printen’ voor nog geen 10.000 dollar. Online toont het bedrijf enkele voorbeelden van twee kamer-stulpjes die afgelopen maanden uit hun gigantische 3D Vulcan-printer rolden. En toegegeven: die zien er bepaald niet slecht uit.

De Icon-woningen beschikken over een volledig functionerend elektriciteitsnet en waterleidingstelsel. Isolatie in de muren moet bewoners beschermen tegen zelfs de meest extreme weertypen. Daarmee zijn de geprinte huisjes ideaal voor zelfs de meest onherbergzame gebieden ter wereld.

De ondernemers achter Icon werken 2 jaar na de oprichting van hun bedrijf inmiddels samen met een reeks aan NGO’s; ze willen zo snel mogelijk een eerste woonblok van hun 3D-woningen in de derde wereld plaatsen. Icon is niet de eerste tech-onderneming die experimenteert met het printen van huizen. Het ontwerp van de Amerikanen is tot op heden echter wel het goedkoopst gebleken. 10.000 dollar klinkt als een goede deal – vooral voor Westerse maatstaven, maar voor de meeste mensen in ontwikkelingsgebieden blijft een woning tegen die prijs toekomstmuziek. In 80% van de landen in Afrika ligt het gemiddelde maandinkomen lager dan $500. Icon zegt daar rekening mee te houden: bij voldoende bestellingen van hun prefab-huisjes, kan de prijs dalen tot ongeveer 4.000 dollar.

Het aanzien van kunst

‘Geen kunst aan!’ zeiden we vroeger op het schoolplein bij een prestatie die zonder moeite te reproduceren was. In die zin is ‘kunst’ een product van een uniek talent en met veel inspanning verworven vakmanschap. Maar veel hedendaagse beeldende kunst in musea lijkt te zijn voortgebracht door kunstenaars die zich om artistieke vaardigheden niet of nauwelijks bekommeren. Waarom is een door Duchamp gesigneerd urinoir kunst, en je eigen toiletpot niet?

Een lege, zandkleurige legertent die zo uit een vluchtelingenkamp leek weggeplukt, met in zwarte inkt de namen van ruim vierhonderd Palestijnse dorpen. Meer niet. Bezoekers van de Documenta 14 in het Fridericianum Museum in Kassel stuitten vorig jaar op deze ‘Memorial to 418 Palestinian Villages Destroyed, Depopulated and Occupied by Israel in 1948’, een werk van Emily Jacir, geboren in Bethlehem op de Westelijke Jordaanoever en in 2007 in Venetië onderscheiden met de Gouden Leeuw. Bewust liet ze het werk onafgewerkt, om aan te geven dat de Palestijnse kwestie nog op een oplossing wacht.

De veertiende editie van Documenta, de vijfjaarlijkse monstertentoonstelling die geldt als het politieke en sociale geweten van de internationale hedendaagse kunstwereld, werd alom gedomineerd door werken zoals de tent van Jacir: ‘expliciet verwijzend naar de staat van de wereld, nauw verbonden met politiek verzet en activisme, vormelijk schijnbaar weinig complex’, zoals de Belgische filosoof en kunstcriticus Wilfried Bossier het omschrijft.

En hoewel elke editie van Documenta traditiegetrouw kan rekenen op een flinke portie kritiek, was de kunstpers dit keer vrijwel unaniem in haar oordeel: te veel politiek, te weinig kunst. Trouw-redacteur Joke Wolf schreef na een bezoek aan Kassel: ‘Documenta 14 presenteert een visie op kunst die misschien niet iedereen kan bekoren. De politiek-geëngageerde boodschap ligt er soms sterk bovenop, iets meer luchtigheid en vooral schoonheid was prettig geweest. Tegelijkertijd laat de tentoonstelling zien dat beeldende kunst veel meer kan zijn dan een hol spektakelstuk, en dat de discussie over wat wel en niet goed is, nog lang niet is beëindigd.’

Maatschappelijke relevantie
Ziedaar in twee zinnen het definitieprobleem van de moderne hedendaagse kunst. Op de vraag ‘Wat is kunst?’ is voor de één vooral de maatschappelijke relevantie van het werk doorslaggevend, ongeacht welk medium daarvoor wordt ingezet – Documenta 14 herbergde tevens een installatie met 50.000 stukken zeep, geproduceerd door de lokale bevolking van het Griekse Kalamata op basis van olijfolie, alsmede een kopie van de tempel van Athene, maar dan van metalen steigers en in plasticfolie verpakte verboden boeken. In deze definitie is kunst pas kunst als zij ons aan het denken zet over de wereld en onze eigen rol daarin.

Voor de ander wordt kunst vooral gedefinieerd door esthetiek. Die kan soms overweldigend, soms ingetogen zijn, maar heeft altijd de kracht om de zwaarte van het leven even op te tillen, de toeschouwer mee te nemen uit de dagelijkse realiteit naar een door de kunstenaar gecreëerde wereld, of tenminste die dagelijkse realiteit vanuit een ander perspectief te ervaren. In deze definitie is kunst pas kunst als er een hogere esthetische waarde aan wordt toegeschreven dan aan ‘gewone’ objecten, en het daardoor iets van relativering, spirituele inkeer of troost biedt.

De stelling dat ‘echte’ kunst wordt gekenmerkt door zekere figuratieve of expressieve eigenschappen en het product is van een uniek talent en vakmanschap, getuigt dus van een op z’n minst eenzijdige kijk op kunst. Wie echter kijkt naar het commerciële kunstcircuit van belangrijke galeries en verzamelaars, kan zich niet aan de indruk onttrekken dat esthetische kwaliteiten nog steeds doorslaggevend zijn in de beoordeling of iets ‘echte’ – en dus dure –  kunst is of niet.

Dat bleek onder meer vorig jaar, toen presidentsdochter Ivanka Trump diverse werken uit de collectie van haarzelf en haar man Jared Kushner op Instagram plaatste met – je heet Trump of je heet het niet – steeds zichzelf en haar kinderen als stralend middelpunt. Het koppel heeft een duidelijke voorkeur voor kleurrijke, zeer aanwezige kunstwerken van hedendaagse jonge kunstenaars als Nate Lowman (een vergelijkbaar werk uit de ‘Bullet Holes’-collectie werd bij Sotheby’s in 2013 verkocht voor 595.000 euro), Dan Colen (present met een kauwgomschilderij waarvan een soortgelijk exemplaar in 2012 voor 517.000 euro verkocht bij Phillips New York) en Alex Israel, een kunstenaar uit Los Angeles wiens werken doorgaans rond een ton of vier worden afgehamerd.

Toen het Amerikaanse Office of Government Ethics erachter kwam dat Kushner als officieel overheidsmedewerker nagelaten had melding te maken van een collectie die waarschijnlijk miljoenen waard is, meldde de advocaat van Kushner dat ‘het enkel ging om kunst voor decoratie en niet als investering’. Ofwel: het echtpaar geeft miljoenen uit aan werken die het domweg mooi vindt, of op z’n minst fijn om naar te kijken.

Astronomische bedragen
Omdat ‘mooi’, ‘decoratief’ of ‘fijn om naar te kijken’ puur subjectieve criteria zijn en daarom ongeschikt om kunst te definiëren, kun je je afvragen of het antwoord op de vraag wat kunst is, niet gewoon neerkomt op ‘kunst is dat waarvoor mensen bereid zijn veel geld neer te tellen’. Kunst was altijd al een middel om rijkdom, macht en prestige mee te onderstrepen. Wie het zich in de zeventiende eeuw kon permitteren zich te laten portretteren door pak-em-beet Rembrandt van Rijn, moest ook toen al zeer welgesteld zijn. Inmiddels gaan er in de internationale kunstwereld astronomische bedragen om.

De New Yorkse galeriehouder David Zwirner verkocht vorig jaar op Art Basel – de meest prestigieuze kunstbeurs ter wereld – in twee dagen tijd voor 40 miljoen dollar aan kunstwerken, waaronder een Alberto Burri voor meer dan tien miljoen, een Sigmar Polke voor acht miljoen en diverse werken van Marlene Dumas en Wolfgang Tillmans tussen de een en de drie miljoen dollar. Collega-galerie Hauser & Wirth wist al op de openingsdag een doek van Philip Guston en een Achrome van Piero Manzoni voor respectievelijk 15 en 10 miljoen dollar aan een en dezelfde Europese verzamelaar te slijten. Kunst is wat de kassa doet rinkelen.

Maar er moet toch iets zijn dat alle kunstwerken gemeen hebben en dat het mogelijk maakt kunst te onderscheiden van niet-kunst? Is kunst bijvoorbeeld niet alles dat door een kunstenaar ‘op een zorgvuldige wijze is gecomponeerd met een vooraf bepaald doel’? Ook die definitie is lastig, want de techniek van de ‘toe-eigening’ (appropiation) ofwel het gebruiken van bestaande objecten – gebruiksvoorwerpen, delen van andere kunstwerken, reclamefolders, krantenknipsels of zwerfvuil – maakt bepaalde kunst juist tot wat hij is: avant-garde werken zoals de ‘Fontein’ van Marcel Duchamp – een industrieel vervaardigd urinoir dat Duchamp in 1917 onder een pseudoniem signeerde en instuurde voor deelname aan een expositie van de Society of Independent Artists in New York – en andere ‘ready-mades’ onttrekken zich aan elke traditionele definitie van kunst. En toch zal niemand bij het zien van Salvador Dalí’s ‘Lobster Telephone’ of de stripverhaalreproducties van Roy Lichtenstein de vraag stellen: hallo, is dit kunst?

Toe-eigening
Sterker nog, de techniek van de toe-eigening is sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw in een heel nieuw vaarwater terechtgekomen. Neem een Sherrie Levine, van wie het werk deels bestaat uit nageschilderd werk van andere kunstenaars, zoals Vincent van Gogh, Claude Monet en Kasimir Malevich. Met als doel ‘het creëren van een nieuwe situatie, en daarmee een nieuwe betekenis, voor een vertrouwd beeld’. Toe-eigening is ook een vaste waarde in de Neo-Geo-groep, in het bijzonder in het werk van Jeff Koons. Bij die laatste lijkt de manier waarop de toeschouwer het kunstwerk ontvangt (de receptie) en erop reageert vaak belangrijker dan het kunstwerk zelf.

En zoals wel voor meer zaken geldt: de opkomst van het internet heeft de moeilijkheden met een definitie van kunst nog verder opgerekt. Zo verwierf de Amerikaanse kunstenaar Richard Prince aanvankelijk veel roem en nog veel meer geld met het kopiëren van foto’s, advertenties en covers van tijdschriften: zijn foto van een Marlboro Man-advertentie werd in 2005 voor meer dan een miljoen dollar verkocht, tot grote woede van de oorspronkelijke fotograaf Sam Abell. In 2014 zette Prince echter een volgende stap: hij maakte een serie prints (New Portraits) van uitvergrote Instagramberichten, deels afkomstig van beroemdheden als Pamela Anderson en Kate Moss, deels van in zijn ogen coole jongeren. Met alles erop en eraan, dus ook de commentaren, waaraan Prince vervolgens een eigen cryptisch commentaar toevoegt. En dat alles zonder toestemming van de afgebeelde personen: het socialemediabericht als objet trouvé.

En zo lijken we verder dan ooit weggeraakt van de kunstenaar die in zijn werk getuigt van zijn fijnbesnaarde gevoel voor schoonheid of expressie van hevige vreugde, verdriet, vrees of godsvrucht. Van de kunstenaar die een leven lang ploetert op de juiste toets, de juiste lichtinval en de juiste compositie (al lijkt ook die groep weer nieuw bestaansrecht te krijgen: Google maar eens op de jonge Nederlandse minimalist Sigmund de Jong). De vraag is of dat erg is: elke definitie van kunst is cultuurspecifiek en tijdgebonden en binnen eenzelfde cultuur kunnen opvattingen over kunst evolueren: er ontstaan nieuwe genres en er ontwikkelen zich andere kunstvormen, waardoor het idee over de functie en de aard van kunst verandert.

Misschien is de vraag: ‘wat is kunst?’ als de vraag ‘bestaat er een God?’: het antwoord ligt in jezelf. Kunst is wat jij, de gek, erom geeft. Of misschien is het gewoon een vraag die wel altijd een vraag zal blijven, zoals de Britse kunstredacteur Hannah Jane Parkinson schrijft in The Guardian:

It’s a question as old as art itself: “Yeah, but is it art?” Type it into Google and get 1.26 billion results. It lends itself to book titles, television series and conversations between white walls, whetted by prosecco. It’s a question asked of a shark in formaldehyde; an unmade bed; a sleeping footballer; two humans meeting in silence across a table, and before those of John Cage; Mondrian; Pollock. This question, the distant cousin of “my kid could have done that”, has quietly endured.

Quietly endured – en waarschijnlijk tot het eind der tijden.

Geld over? Dit zijn de tien duurste levende kunstenaars

  1. Jeff Koons

Amerikaanse kunstenaar wiens werk grotendeels bestaat uit driedimensionale reproducties van popcultuuriconen (onder meer een vergulde Michael Jackson) en alledaagse objecten. Koons’ Balloon Dog (Orange) werd op een veiling van Christies New York verkocht voor 58,4 miljoen dollar en was destijds het duurste kunstwerk van een levende kunstenaar ooit. Koons’ werk balanceert vaak gevaarlijk op de rand van kitsch, maar is tegelijkertijd volstrekt origineel.

  1. Gerhard Richter

Duitse superheld, jaargang 1932. Werkt grotendeels abstract, maar heeft ook fotorealistische werken gemaakt – Richter vindt niet dat een kunstenaar zich aan één enkele stijl moet houden. Groeide op in Dresden en veel van zijn werk wordt gedefinieerd door zijn ervaringen tijdens de Tweede Wereldoorlog en de daaropvolgende Koude Oorlog. Was, voordat hij door Koons van de troon werd gestoten, de duurst verkochte levende kunstenaar: zijn schilderij Abstraktes Bild uit 1986 werd in 2015 voor bijna 46,4 miljoen dollar verkocht.

  1. Jasper Johns

Inmiddels ver in de tachtig, maar wereldwijd bekend om zijn rebellie tegen de overheersende abstract-expressionistische kunstscene van zijn tijd. Vooral bekend van zijn schilderijen van de Amerikaanse vlag – zijn bekendste werk ‘Flag’, geschilderd tussen 1960 en 1966, bracht in 2010 28,6 miljoen dollar op bij Christie’s New York. Ook sterk als beeldhouwer en graficus en van grote invloed op de Conceptual Art and Pop Minimal-bewegingen die in de jaren zestig en zeventig ontstonden.

  1. Christopher Wool

Volgde in de jaren zeventig kort een opleiding als schilder in New York, maar koos al snel voor het echte leven in de undergroundfilm- en muziekscene van de stad. Zijn meest iconische werk bestaat uit zwarte gestencilde blokletters op wit canvas. Een van deze stukken, getiteld Apocalyps Now, werd in 2013 geveild voor 26,5 miljoen dollar.

  1. Peter Doig

Wereldberoemde figuratieve schilder uit Schotland die inmiddels in Trinidad is gevestigd. Hoogst verontrustend werk met een magisch realistische sfeer, veelal scènes uit de natuur. Met veilingprijzen van 11 miljoen dollar (White Canoe) tot 26 miljoen dollar (Swamped) veruit de duurste kunstenaar uit het Verenigd Koningrijk.

  1. Zeng Fanzhi

De ongekroonde koning van de Chinese hedendaagse kunstscene. Een van zijn recente schilderijen werd voor bijna 59,7 miljoen euro geveild, waarmee hij zich op de vierde plaats van de top 500 van Artprice lanceerde. Zelfs het vroege werk van Fanhzhi wordt inmiddels verkocht voor duizelingwekkende bedragen. Kwam recent in het nieuws met een werk getiteld ‘Het laatste avondmaal’, gebaseerd op Da Vinci’s gelijknamige schilderij, maar dan met leden van de communistische groepering De Jonge Pioniers in plaats van Jezus en zijn twaalf apostelen.

  1. Brice Marden

Schilder wiens werk lastig te catalogiseren is, hoewel hij vaak tot de school van het minimalisme wordt gerekend. Woonde een tijd in het huis van folkzangeres Joan Baez en trouwde uiteindelijk met haar zus Pauline. Zijn kleurige, kringelige doeken maken onderdeel uit van tal van toonaangevende musea- en privécollecties. Een beetje Marden doet gauw tien miljoen.

  1. Luo Zhongli

Eveneens een superster in de hedendaagse Aziatische kunstwereld. Bekend om zijn veelal magisch realistische portretten van boeren en schilderijen van rurale Chinese landschappen.  Chinese kunstverzamelaars tellen er vele miljoenen voor neer. Studeerde nog een blauwe maandag aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Antwerpen.

  1. Anish Kapoor

Brits-Indiase beeldhouwer die graag groot denkt en mede daarom erg in trek is bij van verzamelaars uit het Midden-Oosten. Onder meer bekend van immense zilveren blob op het AT&T-plein in het Millennium Park in de Amerikaanse stad Chicago (Cloud Gate). Kapoors ‘auction turnover’ bedroeg vorig jaar 12,3 miljoen euro.

  1. Giovanni Anselmo

Italiaanse beeldhouwer en prominent lid van de artistieke beweging die in de jaren zestig en zeventig bekend stond als bekend als Arte Provera. Sterk conceptuele kunst – zijn ‘Untitled (Sculpture That Eats)’ bestaat uit twee blokken basalt met daartussen een krop sla – die niettemin vele miljoenen opbrengt op veilingen.

De Nederlandse scene: waarin een klein land groot kan zijn

Nederland mag dan klein zijn, de invloed van Nederlandse kunstenaars is al sinds de Gouden Eeuw enorm. Meer recent worden Cobra (Karel Appel, Constant, Corneille), de Nul-beweging (Jan Schoonhoven, Armando) en De Stijl (Piet Mondriaan, Theo van Doesburg en Gerrit Rietveld) gezien als dominante Nederlandse kunststromingen die geleid hebben tot een radicale hervorming van de gevestigde kunst. Met name de rigoureuze abstractie die De Stijl vertegenwoordigt, is wereldwijd van invloed en nog steeds overal terug te vinden.

Ook vandaag de dag kent ons land nog tal van internationaal hoog aangeschreven kunstenaars waaronder Atelier van Lieshout, Aernout Mik, René Daniels, Daan van Golden, Mark Manders, Peter Struycken en Jan Dibbets. Marlene Dumas is al jarenlang met afstand de bestverkopende, meest internationaal gelauwerde en gerespecteerde kunstenaar van Nederland. Haar werk wordt verkocht door topgaleries zoals Frith Street Gallery in Londen, Gallery Koyanagi in Tokyo en David Zwirner in New York.

Ook Nederlandse fotografen blazen internationaal een aardig deuntje mee met namen als Rineke Dijkstra, Dana Lixenberg, Erwin Olaf, Anton Corbijn, Ruud van Empel en Desirée Dolron. Die laatste staat bekend om haar perfectionisme: Dolron deed er een jaar over om één foto uit de serie Xteriors (2001-2015) te produceren. Haar werk is onder meer aangekocht door het Reina Sofia in Madrid en het Guggenheim in New York. Eén foto uit de serie werd voor 160.000 dollar geveild.

Aanwas Nederlands designtalent dreigt op te drogen

Als de politiek niet snel meer geld vrijmaakt voor hoog-aangeschreven vakopleidingen voor industrieel productontwerpers, dreigt Nederland zijn positie als designland kwijt te raken. Dit voorjaar luidden verschillende onderwijsinstellingen de noodklok over nijpende budgetten. Een aantal dreigt met een studentenstop als er niet snel meer budget beschikbaar komt. Daarmee dreigt de aanwas van veelbelovende designers uit Nederland op te drogen.

De Eindhovense Design Academy, meermaals onderscheiden als een van ‘s werelds meest toonaangevende instellingen in zijn soort, kondigde in januari al aan het aantal eerstejaarsplekken van 290 naar 150 terug te brengen. In het verleden leverde de school internationale beroemdheden als Piet Hein Eek, Maarten Baas en Joris Laarman op.   

Industrieel design is al decennialang een van de paradepaardjes van de politiek; verschillende premiers en meerdere bewindvoerders bezochten de gerenommeerde opleidingen. Tot op heden bleef het in de loftuitingen vooral bij woorden.

Kunstwalhalla

Als je voor de anonieme deuren staat in een van de levendigste wijken van Amsterdam, verwacht je binnen niet zo’n artistieke en verwelkomende ruimte aan te treffen: een hybride van een gezellig huis en een galerie. Vrijwel elke vierkante meter van het huis van Karen Knispel en Henk Drosterij is opgevuld met kunst.

Karen Knispel (52), communicatietrainer, schrijver en keramist en Henk Drosterij (53), arts en adviseur, wonen nu 7 jaar in dit huis dichtbij de Haarlemmerdijk in Amsterdam. Tot voor kort met z’n vieren, maar onlangs is hun oudste zoon (21) op kamers gegaan. De jongste zoon van 17 woont hier nog wel.

In de woonkeuken vertellen de bewoners over hun huis en kunstverzameling. Henk: “Een van de redenen om naar dit huis te verhuizen was om meer ruimte te hebben voor de kunst. Maar in de afgelopen jaren zijn we toch weer helemaal dichtgeslibd.” Karen vult aan: “Door de hoge plafonds hadden we opeens meer plaats voor grotere werken. Je gaat naar de ruimte leven. Net als goudvissen, die groeien met hun leefruimte mee. Nu is het eigenlijk wel weer vol, dus moeten we een beetje gaan opletten.”

Instinct
De kunstverzameling begon in 1991. Henk: We waren allebei afgestudeerd. Dan ga je wat meer geld verdienen. Zoals de meeste mensen, koop je iets leuks voor boven de bank. Het verschil is dat je als verzamelaar blijft kopen, ook als er geen plek meer is boven de bank. De hele verzameling is tegenwoordig een soort fotoboek van ons verleden. De aankoop van een werk vormt vaak een bijzondere gebeurtenis in ons leven. We weten van alle stukken nog waar, wanneer, van wie en waarom we het werk gekocht hebben. Zo heeft alles vaak toch wel waarde, ook al is het soms kunsthistorisch of financieel totaal oninteressant werk.”

In de keuzes voor kunstwerken volgt het echtpaar hun instinct. Schoonheid telt niet per se mee in de overweging. Karen legt uit: “We kopen juist dingen die we vaak in eerste instantie helemaal niet mooi vinden. Mooi is een gevaarlijk criterium. Dat wordt vaak saai. Als iets weerstand oproept moet je jezelf dwingen daardoorheen te kijken. De gelaagdheid van een werk komt dan naar voren en dat maakt het interessant.” Ze loopt naar een werk van Olga Balema midden in de aangrenzende kamer. Het werk is het best te omschrijven als een doorzichtig waterbed gevuld met bruine vloeistof en bezinksel. “Dit was eerst helder water, maar er liggen allemaal objecten in. Stenen en ijzeren dingen met roest. Zelfs een knoflook. Dat is allemaal gaan werken en die processen gaan nog steeds door.”

Uit de verf
Het stel bewaart alle kunst in huis. Hun bevlogenheid voor kunst wint het daarbij vaak van praktische overwegingen. Karen: “Hier in de living staat een soort ijsmachine van Sema Bekirovic. Als je die aanzet begint hij te brommen als een diepvries en groeit er een enorm mooie wolk van ijs. Daarna gaat het smelten en zit je met een plas water in je huis. Helemaal niet handig, maar wel fascinerend.”

Terug in de keuken kijken we naar een favoriet van het gezin. Het is een schilderij van Michael Raedecker met de naam What’s up. Henk: “Michael gebruikt naast verf ook garen in zijn werk. Die streepjes en gekke froebeltjes rond zijn hoofd zijn allemaal gemaakt met garen. Het werk heeft ook iets heel lulligs; de figuur op het schilderij staat er als een sulletje bij in dat pyjamajasje. Hij wil indruk maken, maar dat komt niet goed uit de verf. Letterlijk.”

Led’s make things better

Fabrikanten en verkopers van LED-verlichting willen duidelijker communiceren over de voordelen van de hypermoderne lampjes. Branchepartijen kwamen begin februari bijeen in Den Bosch tijdens de eerste Smart Lighting + Designbeurs om antwoorden te formuleren op de belangrijkste vragen van bedrijven en consumenten.

LED-licht lijkt de toekomst te hebben. Voor de meeste gebruikers is die toekomst echter nog duister. Zo blijkt uit onderzoek dat nog veel onduidelijk is over de prijs voor de moderne lampjes, de houdbaarheid en de duurzaamheid van LED; voor de productie worden immers schadelijke chemicaliën gebruikt.

Nederland is een van de belangrijkste producenten van LED-verlichting. Elektronicafirma Philips was enkele jaren terug een van de eersten die grootschalig inzette op de nieuwe vorm van verlichting, daartoe aangezet door een verkoopban van spaarlampen in Europa. Inmiddels zijn enkele honderden bedrijven actief in de LED-sector, niet alleen producenten, maar ook ontwerpers en hightech ontwikkelaars die het licht gebruiken voor allerhande moderne toepassingen.

Uit de veren

Niets zo lekker als een pas opgemaakt bed. Met een FreshBed heb je dat gevoel elke nacht. Het geheim is een ingebouwde temperatuurregeling zodat je bed een microklimaat op zichzelf is. Je stelt een temperatuur in en je bed zorgt dat deze constant blijft. Verder zuivert een medische Hepafilter de lucht in je bed en je slaapkamer, waardoor je slaapkwaliteit drastisch verbetert. Nu is er echt geen excuus meer voor een ochtendhumeur.

Freshbed
Compleet tweepersoons slaapsysteem (bedbodems, matrassen en topmatras) in de maat 180×210 vanaf €13.490
www.freshbed.com

De grote verbouwING

Foto: ING Group

Minder energieverbruik, gezondere werkplekken, een nieuwe positie in de markt. Schetsen van het nieuwe hoofdkantoor van ING geven inzicht in de innovatieve ambities van het financiële concern. In 2019 moet kantoor in Amsterdam Zuidoost gereed zijn.

De komende jaren wordt er weer flink geheid in Nederland. Na jaren van relatieve stilstand in de bouw – en berichten over miljoenen vierkante meters leegstaande kantoorruimte – is de zakelijke markt weer in ontwikkeling. Vooral aan de randen van de hoofdstad is de vraag groot: op dit moment staat nog maar 8% van alle bedrijfskolossen leeg, meldt de gemeente in de notitie Economie van Morgen. Als niet snel begonnen wordt met bouwen, kan schaarste ontstaan, menen makelaars en ontwikkelaars – en daarmee neemt de aantrekkingskracht van Amsterdam als mogelijke vestigingslocatie voor bedrijven snel af.

Over de aanleg van het nieuwe internationale hoofdkantoor van ING is in ieder geval al een akkoord. Begin 2017 kreeg de bank groen licht voor een innovatief complex aan de Frankemaheerd in Amsterdam-Zuidoost, even voorbij het bestaande hoofdkwartier. Vorig jaar zomer gingen de eerste palen de grond in.

Het gebouw ziet er anders uit dan we gewend zijn; uit bouwtekeningen van architectenfirma Benthem Crouwel die gedeeld zijn met de pers, wordt duidelijk dat het ING-pand 24.000 m2 groot wordt en slechts vijf verdiepingen hoog; dat betekent een behoorlijk grondoppervlak. In overleg met de bouwtekenaars en ontwikkelaars OVG Real Estate en G&S Vastgoed koos het concern voor een zogenoemd ‘campusmodel’ – een opzet met een groot aantal flexibele werkplekken en kantoorruimtes voor werknemers, welkome gasten en ….andere kleine bedrijven.

Bank no more
In 2016 verklapte CEO Ralph Hamers namelijk dat zijn onderneming verandert van traditionele bank-verzekeraar in een hightechbedrijf. Nieuw ontwikkelingen, zo meende hij, zijn niet alleen te verwachten bij de Research & Developmentafdeling van ING, maar vinden vooral plaats bij start-ups. De bank heeft een miljoenenkas voor samenwerking met en overnames van kleine financiëletechnologiebedrijven, de zogenoemde fintechs. Het nieuwe hoofdkantoor biedt ook aan die bedrijven ruimte.

Die strategische opzet, en daarmee ook het concept voor het nieuwe gebouw, zijn overigens niet nieuw. Zoekgigant Google ontwikkelde afgelopen jaren tientallen campussen over de hele wereld. Ook het nieuwe hoofdkantoor van Apple in Cupertino wordt een cirkelvormig complex dat meer wegheeft van een universiteitsgebouw dan een hoofdkantoor van een techbedrijf.

Het bankiersbastion moet verder nog een voorbeeld zijn op het gebied van duurzaamheid. Voor de aanleg wordt gebruik gemaakt circulair beton: een bouwstof die steeds opnieuw kan worden verwerkt zonder kwaliteitsverlies. Op het brede dak van het gebouw worden zonnepanelen aangelegd; met technologische snufjes in het pand zelf wil ING energiegebruik verminderen en ‘gezondere werkplekken’ creëren. De bank hoopt zo het prestigieuze duurzaamheidslabel Breeam Outstanding in de wacht te slepen.

Weg schoen, leeg kasteel
ING is afgelopen jaren flink aan het verhuizen geweest. Eerder deed het bedrijf al afstand van het opvallende gebouw Infinity, beter bekend als ‘De Schoen’, bij de entree van kantorenpark Zuidas. Ook ‘Het Zandkasteel’ van Alberts en Van Huut Architecten nabij station Bijlmer Arena, een geprezen ontwerp uit begin jaren tachtig, werd afgestoten – in 2015 maakten de nieuwe eigenaars bekend dat de in organische stijl ontwikkelde kolos getransformeerd wordt in een appartementencomplex. De eerste huurders moeten zich daar overigens nog wel voor melden.

Het internationale hoofdkantoor blijft voorlopig nog wél in handen van het bedrijf. Als onderdeel van de bouwplannen krijgt het 52.000 m2 grote pand de komende jaren een enorme facelift. Dat mag ook wel; sinds de oplevering scoorde het steevast het allerlaagst binnen de vastgoedportefeuille van de bank.

Musk kan het dak op

Foto: Tesla

Twee jaar na zijn grootse media-aankondiging is superondernemer Elon Musk dit voorjaar eindelijk begonnen met de productie van zijn nieuwste generatie zonnepanelen. Zoals je mag verwachten van de Tesla-topman zien zijn producten er een stuk beter uit dan traditionele energievangers: zijn eerste vier variaties hebben de vorm van dakpannen en kunnen op ieder dak worden aangelegd. De pannen van Musk zijn net iets minder efficiënt dan andere zonnepanalen, maar zegt de uitvinder, ze kunnen wel een groter oppervlakte bedekken. Daarbij benadrukt de Amerikaan dat zijn product steviger is dan normale dakpannen en tot 15 procent goedkoper dan de meeste zonnepanelen. In Tesla energiefabriek zijn 500 man aangenomen voor de productie. Voorlopig is het product alleen te reserveren via de Amerikaanse site; over verzending naar Nederland is nog niets bekend.