Zelfhulpgoeroes: wie is wie?

Om stress en mentale uitputting het hoofd te bieden, zoeken we massaal steun bij zelfhulpboeken. Goeroes uit alle werelddelen vertellen ons hoe te leven; het ultieme geluk is binnen handbereik! Wie zijn ze en wat beloven ze?

Zelfhulpgoeroes komen in vele gedaanten, van spirituele zwevers tot pragmatische doeners. Het op schrift stellen van methodes voor persoonlijke ontwikkeling is niets nieuws: Cicero en Ovidius deden het in de klassieke oudheid, Bertrand Russell (The Conquest of Happiness) en Dale Carnegie (How to Win Friends and Influence People) penden hun levensadviezen neer in de jaren dertig van de vorige eeuw, Eckhart Tolle en Deepak Chopra werden wereldsterren in het Oprah-tijdperk. Inmiddels zijn we aanbeland in de hoogtijdagen van het zelfhulpboek. Weet je even niet hoe het verder moet met je leven? Er staan honderden goeroes klaar om je bij de hand te nemen op weg naar mentale weerbaarheid, gemoedsrust en geluk. Dirty Science zet de opties op een rij.

Lees verder Zelfhulpgoeroes: wie is wie?

Mysterieuze schokgolven gemeten

Wetenschappers staan voor een waar raadsel. Op 11 november werden er seismische golven gemeten door meetstations die lopen van Madagaskar tot aan Canada. Golven die normaalgesproken worden waargenomen bij een grote aardbeving. De aardbeving zelf bleef echter achterwege. 

Het houdt de gemoederen goed bezig. Zou het komen door een onontdekte meteoriet? Of was het misschien een nucleaire-oefening? Op 11 november werden er seismische golven gemeten die reikten van Madagaskar tot aan Canada en zelfs in Nieuw-Zeeland en Afrika werden opgepikt. Hoewel er die dag nergens een zware aardbeving werd gemeten, stonden de trillingen wel gelijk aan die van een zware aardbeving.

Vulkaan

Onderzoekers vertellen aan The Daily Mail dat de trillingen hoogstwaarschijnlijk zijn veroorzaakt door een onderzeese vulkaanuitbarsting voor de kust van het eiland Mayotte (ten noorden van Madagaskar). Seismoloog Göran Ekström van de universiteit van Columbia vertelt aan National Geographic dat dit een uitzonderlijke situatie is: ‘Ik denk niet dat ik ooit zoiets eerder heb gezien.’ Voornamelijk de zuiverheid en de frequentie waarmee de golven elkaar opvolgden lijkt uitzonderlijk. De meeste aardbevingen zenden golven uit met verschillende frequenties, maar het signaal dat werd opgepikt bij Mayotte werd gedomineerd door een haast ‘muzikale’ golf die elke 17 seconden werd herhaald. Onderzoekers gaan de komende tijd meer onderzoek doen naar de oorzaak van de golf.

Onderzoekers willen de zon ‘afkoelen’

Het behoort toch wel tot één van de grootste vraagstukken van deze eeuw: hoe zorgen we ervoor dat de aarde niet te veel opwarmt? De afgelopen jaren werd er vooral gekeken naar manieren om de uitstoot van broeikasgassen tegen te gaan. Onderzoekers van Yale en Harvard komen met een ander voorstel: koel de zon af. 

De zon, met een temperatuur van 6000 graden celsius aan de oppervlakte, ‘afkoelen’. Het klinkt als een onmogelijke taak. Toch moet het kunnen volgens de onderzoekers met een zogenoemde ‘stratosferische aerosol injectie’. Deze aerosol injectie zou ervoor zorgen dat de gevolgen het broeikaseffect met de helft wordt teruggedrongen.

Stratosferische aerosol injectie

Het onderzoek werd gepresenteerd in wetenschapsblad IOP Science waar de onderzoekers verder ingaan op de ‘stratosferische aerosol injectie’. Om de zon te kunnen ‘afkoelen’ zal er een zonwerende laag moeten worden ontworpen in de stratosfeer, die op 15 kilometer van de aarde begint. Deze zonwerende laag moet ervoor zorgen dat het zonlicht wordt weerkaatst waardoor het de aarde niet bereikt.

Een lastige klus, die voor nu alleen nog op papier bestaat. Om het project op te starten hebben de onderzoekers zo’n drie miljard euro nodig. Met daarop volgend 2 tot 2,5 miljard per jaar om het project echt uit te voeren. Het hele project zou volgende de onderzoekers over 15 jaar van start kunnen gaan. Al benadrukken ze in het onderzoek wel dat de resultaten hypothetisch zijn en het daardoor niet zeker is dat dit effect gaat hebben de opwarming van de aarde.

‘Superaarde’ gevonden op zes lichtjaren afstand

Astronomen hebben een ‘superaarde’ gevonden op zes lichtjaren afstand van de aarde. De bevroren ‘superaarde’ ,ook wel exoplaneet genoemd, heeft drie keer de massa van de aarde en draait om de ster Barnard, de dichtstbijzijnde ster tot de zon.   Lees verder ‘Superaarde’ gevonden op zes lichtjaren afstand

China bouwt ‘kunstmatige zon’ met temperatuur van 100 miljoen graden

Chinese wetenschappers hebben deze week een belangrijke mijlpaal behaald. De ‘kunstmatige zon’ die ze hebben gebouwd heeft een temperatuur behaald van 100 miljoen graden celsius, waarmee het zes keer zo warm is als de kern van de zon. 

De ‘kunstmatige zon’ werd ontworpen voor een project om waterstof om te zetten in groene energie. De reactor boots hiervoor de processen van de zon na. Deze week behaalden Chinese wetenschappers van de Experimental Advanced Superconducting Tokamak een mijlpaal toen de ‘kunstmatige zon’ voor het eerst de 100 miljoen graden wist aan te tikken. Het aantal graden waarvan wordt aangenomen dat het de temperatuur zal zijn waarbij een kernfusie optreedt. Iets waar veel wetenschappers al jaren onderzoek naar doen.

Kunstmatige maan

Dit is niet het eerste onderzoek van Chinese wetenschappers met een link naar planetenstelsel dat deze maand het nieuws haalt. Eerder deze maand werd bekendgemaakt dat China van plan is om een ‘kunstmatige maan’ te lanceren die acht keer meer lichtsterkte heeft dan de maan, om zo straatverlichting te kunnen vervangen.

Hedonisme: blinde genotszucht of morele verplichting?

Vind je het moeilijk om verleidingen te weerstaan? Gebruik je veel alcohol of drugs? Ga je wel eens vreemd? Of heb je een gat in je hand? Goed mogelijk dat je dan in het bezit bent van wat psychologen een ’ noemen: een sterke hang naar onmiddellijke behoeftebevrediging. Maar eigenlijk gaat hedonisme helemaal niet over karakterfouten, verslavingsgevoeligheid of blinde genotszucht, maar over de kunst van het genieten.

Door: Bart van Ratingen

Afterpartyende rocksterren, jetsettende DJ’s en coke-snuivende reclamemannen. Archetypen van wat we hedendaagse hedonisten noemen: een bundeling van karaktereigenschappen die weliswaar een vorm van allure heeft, maar toch niet geheel verenigbaar wordt geacht met persoonlijke en maatschappelijke verantwoordelijkheid.

Nu kent iedereen wel een paar mensen die nét iets intenser leven dan goed voor ze is. Sterker: er zijn periodes in een mensenleven dat een hedonistische levensstijl er een beetje bij hoort. In je studententijd, om eens wat te noemen. Maar daarna behoor je het toch wel te ontgroeien.
Toch is het bijzonder dat wij hedonisme beschouwen als iets wat een beetje tussen lifestyle en psychopathologie in zweeft. Want waar wij hedonisme vooral associëren met blinde genotszucht en gebrek aan verantwoordelijkheid, werd het door de oude Grieken bloedserieus genomen als richtlijn voor een goed leven. Volgens de filosoof Epicurus en zijn volgelingen (circa 300 voor Christus) waren het nastreven van genot en het vermijden van pijn de hoogste principes voor een vervullend bestaan.

“Mensen die zichzelf te gronde richten met grensoverschrijdende seks, drugs en rock ‘n’ roll zijn zelfs niet hedonistisch genoeg”

Daarbij moet wel de kanttekening geplaatst worden dat het genot van de Epicuristen er bepaald niet hetzelfde uitzag als dat van de moderne nachtbraker of gokverslaafde: het Griekse ideaal was een allesomvattende vreedzaamheid, een bevrijding van pijn en angst die alleen bereikt kon worden door ook de grenzen van onze eigen verlangens te leren kennen. Als we vandaag te veel eten, hebben we morgen buikpijn die ons het genot ontneemt, leerde Epicurus. Maar het is alleen door het aan den lijve te ervaren dat we die wijsheid kunnen vergaren. In de woorden van de Engelse dichter William Blake: we weten pas wat genoeg is als we weten wat meer dan genoeg is.

Zelfkennis en beheersing

Voor de oude Grieken was hedonisme, kortom, niet te herleiden tot een karakterfout of verslavingsgevoeligheid, maar juist een streven naar zelfkennis en beheersing – een poging om de grens waar genot aan overdaad raakt zó goed te leren kennen dat we hem nooit meer hoeven te overschrijden.

“Genieten is niet alleen een kunst, het is ook een morele verplichting”

Later, in de achttiende eeuw, kreeg het hedonisme zelfs een politieke dimensie. In het ‘utilitarisme’ van Jeremy Bentham moest het maximaliseren van het genot en het minimaliseren van pijn voor het grootst mogelijke aantal mensen de grondslag vormen voor elke morele en politieke beslissing. Met die interpretatie krijgt het hedonisme ook een altruïstische kant: het gaat niet primair om ons eigen geluk, maar ook om het geluk van iedereen om ons heen. Sommige utilitaristen betrekken dit argument zelfs op al het leven, dus niet alleen op mensen: geluk en pijn van dieren zou net zo goed moeten worden meegenomen in onze morele overwegingen.

De mensen die zichzelf te gronde richten met grensoverschrijdende seks, drugs en rock ‘n’ roll zijn dus helemaal niet te hedonistisch; als je het een filosoof zou vragen, zijn ze zelfs niet hedonistisch genoeg. Want genieten is niet alleen een kunst, maar het is ook een morele verplichting – eentje die je bovendien met alle andere wezens zou moeten delen. Denk daar vanavond bij de varkensrollade nog maar eens over na, terwijl je jezelf een goed glas wijn inschenkt. Proost!

“Er zijn periodes dat een hedonistische levensstijl er een beetje bij hoort”

Drie hedendaagse denkers over hedonisme en moraal

Michel Onfray, Franse filosoof, hedonist en anarchist
“Hedonisme heeft niks te maken met snelle auto’s en losbandige vrouwen: om een echte hedonist te zijn moet je vooral jezelf goed leren kennen. Je moet je leven inrichten op een manier dat je jezelf en anderen gelukkig kunt maken, zonder daarbij jezelf of anderen kwaad te doen. Dat is de enige moraal die ertoe doet, de enige moraal die er voor een atheïst kan zijn. Ik ben opgegroeid in een weeshuis, waar lichaam en geest voortdurend aan mishandeling onderhevig waren. Morele filosofie, zeker binnen de monotheïstische godsdiensten, is vaak ontzettend abstract en idealistisch – het draait allemaal om de ziel. De geneugten van het lichaam worden ontkend of weggezet als zondig en kwaadaardig. Maar het lichaam is de onvervreemdbare basis van onze gedachten, onze verlangens, ons geluk. Iedereen is emotioneel gehecht aan het lichaam en de ervaringen die het mogelijk maakt. Filosofie, ethiek, en politiek kunnen pas oprecht zijn als we die waarheid allereerst erkennen. Daarom is het hedonisme de kern van alle moraal, en van elke echt vrije beschaving.”

Peter Singer, docent bio-ethiek aan Princeton University
“Mijn bekendste werk is Animal Liberation, waar een wereldwijde activistische beweging onder dezelfde naam uit voortgekomen is. Het argument van dat boek is even eenvoudig als revolutionair: de soort waar een wezen toe behoort is moreel even irrelevant als het geslacht of het ras ervan. Als een levend wezen belangen heeft – als het kortom, kan lijden of genieten – zouden die belangen in overweging genomen moeten worden. Als we die gedachte serieus nemen, vereist dat een radicale verandering in onze omgang met dieren, met ons dieet, onze economie, en onze omgang met de natuur. Het utilitarisme is de grondslag van mijn morele filosofie: ik benader een probleem door de best mogelijke oplossing te zoeken, geredeneerd vanuit de wensen en belangen van alle betrokken partijen – of dat nu mensen zijn of niet. Het totaal aan geluk voor alle levende wezens zo veel mogelijk verhogen, en pijn zo veel mogelijk beperken: als je daar consistent in bent, kom je op controversiële standpunten uit. Ik ben voor euthanasie voor ernstig gehandicapte pasgeborenen. Mensen zijn niet moreel superieur, en mensenlevens zijn niet heilig. Als je puur naar behoeftebevrediging kijkt, en je afweging niet door sentimentalisme of religie laat vertekenen, kom je tot opvallende conclusies.”

David Pearce, oprichter van techno-utopische beweging Humanity+
“Ik ben geïnteresseerd in biotechnologie als een middel om al het lijden op aarde als het ware ‘af te schaffen’. Ik hoor je al denken: dat klinkt als een utopische fantasie. Maar in 1995 schreef ik De Hedonistische Imperatief, een blauwdruk waarin ik uitleg hoe die visie uiteindelijk bewaarheid kan worden met een combinatie van genetische manipulatie, nanotechnologie en maatschappelijke veranderingen. Er is al van alles gaande op dit gebied. Het duurt bijvoorbeeld niet lang meer voordat designer babies mogelijk worden – als we bepaalde genen selectief uit ons genoom kunnen filteren, worden allerlei verschrikkelijke erfelijke aandoeningen straks verleden tijd. Met medische innovaties kunnen we depressie en verslaving uitroeien. En als kweekvlees eenmaal betaalbaar te produceren is, zal onze landbouw vanzelf overschakelen naar alternatieven. Het einde van elk lijden op aarde zal ontzettend verreikende oplossingen vergen – in mijn visie herschrijven we op een dag ons hele genoom, planten we ons alleen nog in laboratoria voort en herontwerpen we alle ecosystemen op aarde. We gaan het zelf niet meer meemaken. Maar als je gelooft dat het minimaliseren van het lijden op aarde een goed idee is, dan biedt biotechnologie de oplossingen.”

Dansen op een koord tussen feit en fictie

Julius Caesar liet zijn succesvolle veroveringstochten zorgvuldig documenteren. Stalin liet uit de gratie gevallen partijleden rücksichtslos uit alle officiële foto’s wissen. En Hitlers historici herschreven Duitslands rol in de Eerste Wereldoorlog van agressor tot slachtoffer. Geschiedenis is politiek en historici zijn schaamteloze manipulators. En ja, dat geldt ook vandaag de dag in onze democratische rechtsstaat.

Door: Bart van Ratingen

Het zou een geweldige scoop zijn: het nieuws dat er in Nederland een geheimzinnige samenzwering van historici actief is die ons doelbewust voorliegt over onze eigen geschiedenis.

Nu voelt iedereen wel aan dat dit nogal onwaarschijnlijk nieuws is (al was het maar omdat die historici het daarvoor eerst überhaupt met elkaar eens zouden moeten worden). Tegelijkertijd voelt iedereen ook wel aan dat geschiedschrijving nooit neutraal is, en meer dan het feitelijk opsommen van ‘dingen die gebeurd zijn’. Elke geschiedschrijver geeft vorm aan een narratief, vertelt een verhaal. En die verhalen, zelfs wanneer ze dezelfde gebeurtenissen tot hun onderwerp rekenen, verschillen sterk van elkaar. Historici hebben nu eenmaal verschillende interpretaties van hun bronnen, leggen andere oorzakelijke verbanden, en verdelen de hoofd- en bijrollen in de geschiedenis zelf.

In principe geen probleem. Maar onder de oppervlakte kunnen bij dat proces politieke, psychologische, en maatschappelijke belangen spelen die met waarheidsvinding weinig te maken hebben. Een historicus kan de geschiedenis in een bepaald licht presenteren omdat zijn werkgever daar nu eenmaal om vraagt; omdat het zijn eigen carrière bevordert; omdat hij een bepaald beleid of politieke stellingname wil staven; noem maar op. De geschiedenis is daardoor kwetsbaar voor gebruik of misbruik ten behoeve van allerlei, niet altijd even vredelievende, doeleinden.

Gebruik en misbruik

Artsen moeten al sinds 400 voor Christus een eed afleggen, waarin ze bezweren hun patiënten geen kwaad te doen. Maar historici tonen weinig systematische interesse voor de morele verantwoordelijkheid van hun vakgebied.” Aan de lijn is dr. Antoon de Baets, bijzonder hoogleraar Geschiedenis, Ethiek en Mensenrechten aan de Universiteit Groningen. Die naïviteit heeft volgens De Baets kwalijke gevolgen: maar bar weinig geschiedkundigen zijn zich voldoende bewust van de manieren waarop hun werk zich kan lenen voor politieke propaganda. “Ze denken dat misbruik van de geschiedenis iets is dat alleen bij de nazi’s en communisten voorkwam. Maar het gebeurt continu, overal ter wereld, ook nu, en ook in Nederland. Het enige verschil is dat we er in democratische landen direct een debat over kunnen voeren.”

‘Iedereen voelt wel aan dat geschiedschrijving nooit neutraal is’

In een dictatuur is geschiedenis vaak onafscheidelijk verbonden met de staat: censuur en geheime dienst zorgen ervoor dat er nog maar één narratief, met officiële goedkeuring, de ronde doet. In semidemocratische staten als Rusland, Hongarije en Turkije worden historici vaak onder druk gezet om de geschiedenis zodanig te presenteren dat ze zich soepel leent voor de politieke doeleinden van de regering. Maar ook in de vrije Westerse democratieën wordt niet altijd op even verantwoordelijke wijze beroep gedaan op de historie. Denk nog eens terug aan onze eigen minister-president Balkenende, die ons land in 2006 opriep om haar ‘VOC-mentaliteit’ te hervinden. Zijn verbeelding van onze koloniale geschiedenis als bovenal een tijd van dynamiek, optimisme en ‘over grenzen heen kijken’ ging nogal gemakkelijk voorbij aan de ruim 75.000 slaven die onder dat bewind verhandeld en te werk gesteld werden. Onder andere. Misschien wat ongevoelig van onze toenmalige premier, maar ook niet meer dan menselijk. “Als er één ding is dat alle volkeren ter wereld verbindt”, aldus de vooraanstaande historica Margaret MacMillan, “is het een vermogen om de plank totaal mis te slaan waar het de geschiedenis betreft.”

Oorlog en vrede

“Geschiedenis wordt geschreven door de winnaars”, zei de Engelse oorlogsminister Churchill ooit. En de nazaten van die winnaars gaan er vervolgens weer mee aan de haal, waardoor de plooien en kronkels van al die narratieven op den duur nauwelijks meer te ontwarren zijn. Surrealistisch voorbeeldje: de vooravond van de Irak-oorlog vergeleek de Amerikaanse regering de Irakese dictator Saddam Hoessein regelmatig met Adolf Hitler – een monster dat zijn eigen bevolking uitroeide. President Bush sommeerde Europese regeringen, die blijk gaven van terughoudendheid, om het land binnen te vallen en daarmee gehoor te geven aan ‘de lessen van de geschiedenis’. Gedoeld werd op de conferentie van München in 1938, waar de Engelse minister-president Chamberlain een laatste kansloze poging ondernam om de oorlogszuchtige retoriek van nazi-Duitsland met vleierij te beteugelen.

“Geschiedenis wordt geschreven door de winnaars”


De boodschap was helder: het was te laat om te onderhandelen. Wie niet meedeed met de Amerikaanse aanval maakte zich schuldig aan appeasement, aan nazi-vriendelijke concessiepolitiek. De Duitse minister van Justitie, Herta Däubler-Gemlin, reageerde gestoken. “Bush wil met zijn oorlog de aandacht afleiden van zijn eigen binnenlandse problemen. Een ouderwetse tactiek. Hitler gebruikte hem ook.” Zo gemakkelijk leent de geschiedenis zich voor manipulatie: zowel voor- als tegenstanders van de oorlog werden beschuldigd van nationaalsocialistische sympathieën, waarna elk rationeel debat vanzelfsprekend verstomde.

Tussen feit en fictie

De Baets hamert voortdurend op het gevaar van zulke simplificaties, en ziet het als de morele verplichting van geschiedkundigen om zich daar volmondig tegen uit te spreken. Met zijn internationale Network of Concerned Historians streeft hij daarom naar een Hippocratische eed voor de geschiedkundige, geworteld in de Universele Declaratie van de Rechten van de Mens. “Historici zouden systematisch en expliciet moeten kunnen uitleggen wat een verantwoordelijk gebruik van de geschiedenis inhoudt, en wat hun rechten en plichten daarbij zijn.”

Hippocratische eed of niet: het is maar de vraag of iemand zich er iets van aan zal trekken. De geschiedschrijver danst op een koord tussen feit en fictie, betracht een wetenschap te beoefenen die onvermijdelijk emotioneel geladen is. Onze geschiedenis bepaalt wie we zijn: als land, als cultuur, en als individu. Daarom lijkt de geschiedschrijving in de praktijk onherroepelijk uit te monden in een politiek slagveld: vrijwel niemand is bereid zijn identiteit en oorsprongsverhalen toe te vertrouwen aan historici. En dat is misschien maar goed ook: had Churchill de nazi’s ook verslagen zonder een beroep op de romantische mythologie van het onbedwingbare Britse eiland, de stiff upper lips waar zelfs de Romeinen hun tanden op stukgebeten hadden?

We all scream for ice cream

Weinig voedselbereidingen blijken de menselijke fantasie zo te prikkelen als ijs. Wereldwijd verdwijnen de meest bizarre ingrediënten en onwaarschijnlijke combinaties in de ‘congelatore’ om bevroren te worden opgediend. Vijf bijzondere smaken voor mensen die het met vanille en chocolade wel een beetje gezien hebben.

Door: Bart van Ratingen

Knoflook

Knoflookijs wordt jaarlijks uitgeserveerd tijdens het knoflookfestival in Gilroy in de Amerikaanse staat Californië. Een stadje van niks (50.000 inwoners) dat zichzelf niettemin heeft gekroond tot ‘garlic capital of the world’ omdat er in de buurt nogal wat knoflook wordt verbouwd. Naast ijs zijn tijdens dit evenement ook andere knoflookdelicatessen te bestellen, waaronder een tarte tatin van knoflook en ananas, een chocolade/pindakaas-taartje met knoflook, een broodje knoflookgelei en, waarom ook niet, knoflookpopcorn. Wel even tandenpoetsen na consumptie.

Moedermelk

Enkele jaren geleden kwam een Londense ijsnering, The Icecreamists, wereldwijd in het nieuws omdat het (à raison van 20 euro per portie) ijs begon te verkopen waarin moedermelk was verwerkt, onder de pakkende naam ‘Baby GaGa’. Lady GaGa vond het ‘vomit inducing’ en dreigde met een rechtszaak. Het ijs werd al snel in beslag genomen om te kijken of de melk wel aan de wettelijke hygiënische eisen voldeed en de winkel bestaat inmiddels niet meer. Dat weerhield ijsmaker The Licktators er niet van om in 2015 moedermelk-ijs opnieuw op de markt te brengen om de komst van de nieuwe koninklijke baby prinses Charlotte te vieren.

Miso

Voor ijs met miso (Japanse gefermenteerde sojabonenpasta) kun je terecht bij ijszaak Humphrey Slocombe in San Francisco. Deze zaak grossiert niet alleen in originele smaken, maar ook in originele namen. Want het is natuurlijk bepaald een vondst om een ijsje waarin bananen, pindakaas en bacon is verwerkt ‘Elvis (the fat years)’ te noemen. Of een ijsje met rode wijn en cola erin ‘Jesus Juice’. Grote hit is ‘The secret breakfast’: ijs met knapperige cornflakes en een flinke scheut bourbon.

Roerei

Heston Blumenthal, chef van het fameuze restaurant The Fat Duck in Bray, Berkshire (UK) heeft een tijdlang roerei-met-bacon-ijs op de kaart gehad, opgediend met tomatenjam, toast en gelei met de smaak van Earl Grey-thee. Wie dat nog niet confusing genoeg vindt, moet het vliegtuig in naar Japan – een land dat op ijsgebied werkelijk geen grenzen kent. Paling, kipvleugel, koeientong, rauw paardenvlees, oesters, inktvisinkt, krab, curry, parkiet, python en uiteraard walvis zijn maar een paar van de ingrediënten die aantonen dat alles wat bevriest, geschikt is voor ijs.

Rendiervet

‘Watch out where the huskies go, and don’t you eat that yellow snow’, waarschuwde Frank Zappa al. Bij de Eskimo’s is het ook verder oppassen. Hun traditionele ijssoort aqutak bestaat namelijk uit bevroren opgeklopt rendiervet, suiker, bessen en restjes vlees of vis.

Wie betaalt Facebook?

“Er zal altijd een gratis versie blijven.” De oplettende luisteraar hoort de oprichter van Facebook iets nieuws zeggen wanneer hij zich in april 2018 in de Amerikaanse Senaat probeert te verantwoorden voor het datalek van miljoenen gebruikers. Een gratis versie. Komt er dan ook een betaalde versie van het sociale netwerk? Wat krijg je daarvoor terug? Een maand later vragen Europarlementariërs erop door. Zuckerberg geeft niets prijs. Dan doen wij het maar. Drie mogelijke verdienmodellen:

Door Bram van Montfoort

De adverteerders

Voor de twee miljard gebruikers van Facebook is het platform gratis. Dat geldt nadrukkelijk niet voor adverteerders, of het nu kledingmerken of politieke partijen zijn. Zij kunnen dankzij de schat aan gebruikersdata heel gericht hun doelgroep kiezen (nog veel gerichter dan bij Google). Ze betaalden het bedrijf in 2017 maar liefst 34 miljard euro aan advertentiegelden, een stijging van 50% ten opzichte van het jaar ervoor.

‘Data vormen het nieuwe goud’

Waarom zou je zo’n razend succesvol verdienmodel willen veranderen? Omdat een aantal mensen zich zorgen maakt over hun privacy? Omdat Arjen Lubach oproept met het medium te stoppen? Vooralsnog lijkt de massa zich er niet zoveel van aan te trekken. We blijven massaal op Facebook.

Meer dreiging gaat uit van de nieuwe Europese privacywet (AVG). Volgens de Oostenrijkse activist Max Schrems overtreedt Facebook deze wet omdat het gebruikers niet de optie geeft om hun data alleen met vrienden te delen (en niet met adverteerders). Hij heeft een rechtszaak aangespannen die mogelijk resulteert in een miljardenboete.

De gebruikers

Wat nu als gebruikers zelf voor Facebook zouden betalen? Als gedachte-experiment is het al vaker in de media voorbijgekomen, maar voor het eerst sluit ook Zuckerberg het niet meer uit.

Voordelen zijn er genoeg: je hebt minder last van reclames of politieke beïnvloeding en idealiter ook meer controle over je tijdlijn. Nu proberen algoritmes je nog zo lang mogelijk door je nieuwsfeed te laten scrollen zodat je uiteindelijk meer advertenties te zien krijgt.

Wat gaat dat kosten? Als je van het huidige advertentiebudget uitgaat nog geen 2 euro per maand voor de gemiddelde Europeaan. Een Amerikaan zou al gauw het drievoudige kwijt zijn.

Zijn we bereid om dat te betalen? WhatsApp kostte ook geld. Net zoals Netflix of Spotify nu. Het Amerikaanse techblog Recode liet een onderzoek uitvoeren waaruit bleek dat ongeveer een kwart van de deelnemers wel bereid zou zijn om een paar dollar te betalen. Toch is het niet waarschijnlijk dat Facebook snel met een betaalde functie komt: de vertrekkende (privacybewuste) gebruikers vormen vaak een interessante doelgroep, abonnementsgeld kun je niet zo snel laten stijgen als advertentie-inkomsten en met minder data kun je ook minder effectief de overgebleven advertenties aanbieden.

Facebook zelf

Techpionier Jaron Lanier draait het helemaal om in zijn boek ‘Who owns the Future?’. Hij stelt dat juist wij als ‘producenten’ van data voor onder meer Facebook, Google en Apple betaald zouden moeten worden. Zij profiteren immers van alle informatie die we (on)bewust achterlaten.

Techpionier Jaron Lanier stelt dat juist wij als ‘dataproducenten’ betaald zouden moeten worden’

Een bizarre gedachte? Niet helemaal. Bedrijven als Facebook, Uber of Amazon zijn veel meer waard dan alleen de huidige inkomsten rechtvaardigen. Ook investeerders zien het enorme potentieel van alle data die deze bedrijven van gebruikers verzamelen.

Data vormen het nieuwe goud. De toepassingen zijn oneindig. De likes, reviews en reacties die je vandaag op Facebook achterlaat, helpen morgen kunstmatige intelligentie om de mensheid beter te begrijpen.

In Amsterdam zijn de eerste Lanier-volgelingen al opgestaan: ‘Wij produceren data en laten ons afschepen met spiegeltjes en kraaltjes’ aldus Europarlementariër Paul Tang (PvdA) mede-oprichter van de kersverse Datavakbond. De organisatie wenst met internetgrootmachten als Google of Facebook in gesprek te gaan over een eerlijker beloning van ‘dataproducenten’. Willen ze dat niet? Dan volgen er acties.

Gastredacteur Bram van Montfoort is een autoriteit op het gebied van sociale media. Hij adviseert, geeft lezingen en schrijft (als ghostwriter) over het onderwerp. Zes jaar terug leefde hij een jaar lang zonder internet of zelfs maar een mobiele telefoon.

De ongezochte vondst

Serendipiteit is wel eens omschreven als zoeken naar een naald in een hooiberg en eruit rollen met een boerendochter. Aan de gave om iets te vinden terwijl je naar iets anders op zoek was, danken we de telefoon, diverse medicijnen, Picasso’s blauwe periode, de post-it en onze kennis over de territoriumdrift van stekelbaarsjes. Maar serendipiteit valt je niet zomaar toe: je moet competent zijn en open staan voor het ongewone en onverwachte, ook als dat indruist tegen je kennis en competentie.

Door: Bart van Ratingen

Het woord serendipiteit (Engels: serendipity) werd gemunt door de Engelse aristocraat, literator en dandy Horace Walpole. Eind januari 1754 doet hij in één van zijn talloze brieven aan zijn vriend Horace Mann verslag over zijn gave ‘overal en altijd interessante dingen te ontdekken’. Walpole schrijft: ‘Het doet me denken aan dat dwaze sprookje dat ik eens las over de drie prinsen van Serendip. Op hun rondreizen kwamen die per toeval en door schranderheid allerhande zaken op het spoor zonder dat ze ernaar zochten. Ze stelden bijvoorbeeld vast dat het pad dat ze volgden kort voordien begaan was door een muilezel die blind was aan het rechteroog. Want het gras was alleen aan de linkerkant afgevreten terwijl het rechts groener was.’

Hoewel het voorbeeld van Walpole niet heel gelukkig gekozen is (je zou dit eerder deductie moeten noemen), krijgt zijn neologisme na uitgave van zijn correspondentie al snel bredere bekendheid – eerst in literaire kringen, maar rond 1930 ook in de wetenschappelijke gemeenschap.

‘Slimme, voorbereide mensen zijn beter in staat om daadwerkelijk ontdekkingen te doen aan de hand van het toeval en serendipiteit is niets meer dan het vermogen van een alerte geest om uit toevalligheden conclusies te trekken.’

Dat is goed verklaarbaar, want het feit dat toeval een belangrijke rol speelt bij ontdekkingen is zo oud als de wetenschap zelf. Hoewel wetenschappers het zelf graag doen voorkomen alsof uitkomsten van onderzoeken het resultaat zijn van een logisch en rechtlijnig proces, gaan in werkelijkheid geniale hypotheses dikwijls samen met geniale blunders, aldus Pek van Andel. Deze voormalig oogheelkundige aan de Rijksuniversiteit Groningen is bekend als verzamelaar en verspreider van voorbeelden van serendipiteit, waarover hij het boek ‘Ongezochte Vondsten. Een ABC van Serendipiteit’ schreef.

Zuiver toeval bestaat niet

De Vlaamse historicus Gie van den Berghe schrijft op zijn aan serendipiteit gewijde website dat er legio verhalen zijn over per toeval gedane grote ontdekkingen. Newton zou de wet van de zwaartekracht ontdekt hebben toen hij een appel op zijn peer kreeg. James Watt kwam op het idee van de stoommachine door het dansende dekseltje van zijn theepot. Alexander Fleming ontdekte penicilline toen hij bij het opruimen van zijn laboratorium vaststelde dat een van de voedingsbodems verontreinigd was geraakt door een schimmel.

Maar, schrijft Van den Berghe, het probleem is dat mensen eeuwenlang het water in hun badkuip hebben zien stijgen zonder een hydrostatische wet te formuleren. Ofwel: om net als Archimedes ‘Eureka!’ te kunnen roepen, moet je dat wat er ‘toevallig’ gebeurt wel als zodanig herkennen én slim genoeg zijn om te begrijpen wat je overkomt. Menig wetenschapper zou een beschimmelde kweekplaat zonder meer in de afvalbak hebben gekieperd. Fleming niet: hij zag dat in de buurt van de schimmel geen bacteriën meer groeiden, en dat bracht hem op het idee dat de schimmel een stof moest uitscheiden die daar de oorzaak van was. Met veel moeite wist hij de stof uit de schimmel – van het geslacht Penicillium – te isoleren and the rest is history. Pek van Andel zegt daarover: “Zuiver toeval bestaat niet. Het meest geciteerde citaat uit de geneeskunde is van Pasteur en luidt: ‘Op het gebied van waarneming helpt het toeval alleen voorbereide geesten’.”

‘Dat is goed verklaarbaar, want het feit dat toeval een belangrijke rol speelt bij ontdekkingen is zo oud als de wetenschap zelf’

Kortom: slimme, voorbereide mensen zijn beter in staat om daadwerkelijk ontdekkingen te doen aan de hand van het toeval en serendipiteit is niets meer dan het vermogen van een alerte geest om uit toevalligheden conclusies te trekken. Die vaststelling doet ook Robert K. Merton, één van de grootste sociologen van de voorbije eeuw en van jongs af aan geboeid door het hoe en waarom van onbedoelde gevolgen van bedoeld handelen. In zijn in 1958 verschenen boek ‘The Travels and Adventures of Serendipity’ schetsen hij en medeauteur Elinor Barber de geschiedenis en de evolutie van het begrip serendipiteit. Ze stellen vast dat vrije associatie, openheid en alertheid voor wat nieuw en vreemd is (xenofilie) van wezenlijk belang zijn, alsmede een sociaal milieu dat dit mogelijk maakt en bevordert. Volgens Barber en Merton (trouwens ook de bedenker van het begrip ‘self-fulfilling prophecy’) kan wetenschappelijk onderzoek weliswaar niet buiten verwachtingen, doelstellingen en planning, maar werkt te veel structuur ook weer verstikkend.

Algoritmen en controleerbaarheid

Dat laatste is volgens Van Andel ook de reden dat serendipiteit enigszins op zijn retour lijkt te zijn, want vandaag de dag wordt er vooral geld ter beschikking gesteld voor resultaatgericht onderzoek met direct maatschappelijk nut (‘kennisvalorisatie’ is een favoriet scrabble-woord van veel politici). Ook het toenemend gebruik van algoritmen en het streven naar controleerbaarheid werken serendipiteit niet erg in de hand.

En dat is jammer, want het vermogen linksaf te slaan terwijl je bestemming eerder recht voor je lijkt te liggen heeft prachtige dingen opgeleverd. Voor Van Andel is dat dan ook de grote betekenis van zijn grote collectie voorbeelden van serendipiteit: ze kunnen mensen overtuigen dat ze achter een fascinatie aan moet gaan en zich moeten laten afleiden door iets merkwaardigs, in plaats van ervoor weg te lopen.  

De wereld in 2058

‘Voorspellen is moeilijk, vooral als het om de toekomst gaat’. Deze uitspraak is toegeschreven aan talloze mensen, van filmproducent Samuel Goldwyn tot honkbalspeler Yogi Berra en van Nostradamus tot schrijver Mark Twain. In werkelijkheid is het een Deens gezegde, populair gemaakt door natuurkundige Niels Bohr, een van de grondleggers van de kwantummechanica. Maar wát precies maakt voorspellen nu zo moeilijk? Dat is vooral het feit dat er niet één, maar altijd meerdere mogelijke toekomsten zijn.

In 1953 schreef de Rotterdamse cultuursocioloog Fred. L. Polak een boek met de titel ‘De toekomst is verleden tijd’. Zijn bijna 700 pagina’s stilistisch uitbundige ‘cultuurfuturistische verkenningen’ laten zich als volgt bondig samenvatten: het beeld, dat de mens zich van de toekomst maakt, draagt in hoge mate bij tot de verwezenlijking juist van die toekomst. In het nu ligt besloten wat worden zal, aldus Polak.

Polak geldt als een van de aartsvaders van de Nederlandse futurologie – iemand die niet alleen met behulp van statistiek de lijnen van gisteren via vandaag naar morgen doortrok, maar ook met zijn intuïtie ‘rekende’. Hoewel hij hoogleraar was aan de Nederlandse Economische Hogeschool, was hij in wetenschappelijke kringen niet onomstreden. Want intuïtie, dat is iets voor koffiedikkijkers en handlezeressen. Het feit dat Polak soms ‘in het nu’ leek te voorvoelen ‘dat er iets in de lucht hing’, daar kregen zijn collega’s maar moeilijk greep op.

De futurologie, prognostica, forecasting of toekomstkunde – hoe je het ook wilt noemen – beweegt zich al sinds haar opkomst in de jaren vijftig tussen twee uitersten. Het ene uiterste is de prospectieve futurologie. Het doel hiervan is zo nauwkeurig mogelijk te willen weten waar je op moment x in de toekomst uitkomt (’40 windmolenparken in het jaar 2025’). Het andere uiterste is de projectieve futurologie, die meer gericht is op het projecteren van mogelijkheden of mogelijke toekomsten (‘we krijgen ooit een systeem waarmee we thuis automatisch betalingen kunnen doen’). Nergens worden die twee verschillende manieren van toekomstdenken zo kernachtig verwoord als in Alice in Wonderland. Alice vraagt aan de Cheshire Kat: “Kun je mij vertellen welke weg ik moet kiezen?”

‘Dat hangt er voornamelijk vanaf waar je naartoe wilt’, zegt de Kat.

‘Dat kan me niet veel schelen’, zegt Alice.

‘In dat geval geeft het niet welke weg je neemt’, zegt de Kat.

‘ – zolang ik maar ergens uitkom.’

‘Oh, maar dát is zeker’, zegt de Kat, ‘als je maar lang genoeg loopt!’

Wet van Moore
Feit is dat de futurologie inmiddels geldt als een echte wetenschap, die het stadium van de glazen bol of het trendwatchen allang is ontstegen. Volgens de Nederlandse futuroloog Peter van der Wel onderzoekt de futurologie mogelijke toekomsten, want ‘de’ toekomst kun je niet voorspellen. Wel is bijvoorbeeld redelijk wat voorspelbaar over de mogelijke verdere technologische ontwikkeling in de toekomst. Zo is de wet van Moore  – iedere twee jaar twee keer zo snelle computerchips – al meer dan 50 jaar van toepassing in de informatietechnologie, en er is weinig reden om aan te nemen dat die de komende jaren niet langer opgeld zal doen. En volgens Van der Wel strekt die versnellende versnelling zich intussen ook uit naar vele andere wetenschapsgebieden: van nanotechnologie tot biotechnologie en van informatietechnologie tot aan de cognitieve wetenschappen.

Deze vier wetenschapsgebieden beïnvloeden elkaar en de ontwikkelingen in die gebieden versnellen elkaar weer onderling. Het is, zegt Van der Wel, niet zo heel lastig om je vanuit die mogelijke technische ontwikkelingen mogelijke toepassingen van de nieuwe technologie voor te stellen. Van elektronische sensoren op of in de huid tot aan hersenimplantaten, of van betalen met je stem tot aan bitcoins en van 3D-geprint voedsel tot ‘pink farming’ – het kweken van gewassen in roze, energiezuiniger licht.

Futurologen noemen dit de ‘eerste-orde-effecten’. Van daaruit zijn dan weer voorspellingen te doen over de mogelijke maatschappelijke gevolgen van deze technologische toepassingen. Deze indirecte gevolgen worden tweede-, of zelfs derde- en vierde- orde-effecten genoemd.

Geen golf maar snooker
“Veel mensen denken dat toekomstverkennen te vergelijken is met het bepalen van de baan van een golfbal”, zegt Van der Wel. “Als je weet met welke snelheid en met welke hoek de bal is geslagen, kun je tamelijk precies voorspellen hoe de baan van de bal door de lucht zal zijn. Natuurlijk zal de golfbal, nadat hij eenmaal op de grond is geland, nog wel een aantal malen stuiteren en speelt ook de wind een rol, maar verder is alles redelijk voorspelbaar. Helaas is de werkelijkheid ingewikkelder. Toekomstverkennen valt beter te vergelijken met de eerste snookerstoot. De baan van de eerste bal is redelijk voorspelbaar. Maar die bal stuit dan tegen twee andere ballen, die weer tegen vier andere ballen stoten en dan weer tegen acht andere ballen, die weer allemaal tegen elkaar stoten enzovoort. Op dat moment is het niet meer echt voorspelbaar hoe al die ballen met elkaar zullen reageren.”

Met de tweede-, derde-, vierde-orde-effecten komen we terecht in de wereld van de systeemtheorie. In zulke systemen is altijd sprake van een groot aantal onderlinge relaties en verbanden, waardoor ze zich heel lang kunnen aanpassen aan veranderingen, bijvoorbeeld aan een nieuwe technologie. Maar soms blijkt die nieuwe technologie disruptief, denk aan de opkomst van het internet: zij zorgt voor een – nauwelijks te voorspellen – kantel- of omslagpunt, waardoor het systeem een enorme verandering doormaakt. Veel techstart-ups ambiëren daarom disruptie: het zet de gevestigde orde namelijk in één klap buiten spel.

Voorbereiden op veranderingen
Juist het bestaan van kantelpunten maakt het heel moeilijk om precieze uitspraken te doen over hoe zo’n systeem zal reageren op invloeden van buitenaf. Om met Van der Wel te spreken: “Langetermijnvoorspellingen in complexe adaptieve systemen blijken daardoor uiterst onbetrouwbaar. Maar het denken vanuit systemen helpt wel om je voor te bereiden op kantelingen in het systeem. Het helpt vroege signalen te herkennen vanuit een ander systeemperspectief en daarmee helpt het ons om voor te sorteren op veranderingen in de maatschappij als sociotechnisch systeem.”

De waarheid ligt dus in het midden. Deels had Polak gelijk, en ligt in het nu besloten wat worden zal – de eerste-orde-effecten. Deels is er geen zinnig woord te zeggen over de toekomst. Dat moet ons er niet van weerhouden over die toekomst na te denken. Dirty Science doet dat, door een dag in het leven in 2058 te schetsen in de kaders bij dit artikel. Wordt het zo? Nee. Zou het zo kunnen zijn? We weten het niet. We hebben immers alleen het nu als uitgangspunt.

Meeting Roger, 2058

07.15

Mijn bed trilt me langzaam wakker. Door mijn oogharen zie ik de wanden van mijn kamer langzaam een geeloranje kleur aannemen: tijd om op te staan. Dan realiseer ik me dat ik vandaag jarig ben: ik word 112. Ik strek me nog een keer uit, en stap uit bed. In de badkamer check ik in de spiegel mijn vitale waarden. Alles in het groen, alleen de bloeddruk is wat te hoog. Toch niet slecht voor een 112-jarige, denk ik. Die bloeddruk moet ik straks even bijregelen met mijn mybodyscanner. Niet vergeten.

In mijn pyjama loop ik mijn keukentje in en smeer twee algencrackers met insectenspread. Met een kop kruideninfusie installeer ik me op de bank. Op het onderhuidse schermpje op de bovenkant van mijn linkerhand stromen de eerste felicitaties al binnen. Clanleden, die net als ik een tiny home bewonen in dit stukje kunstmatige wildernis in de stad. Eén stemcommando verder is het glas van de ramen weer doorzichtig: het is een mooie dag. Een mooie dag om jarig te zijn.

9.52

Gedoucht, aangekleed en met bijgestelde bloeddruk loop ik het groen uit, de stenen stad in. Ik draag mijn nieuwe pak van kweeksuède, in een aparte grijsblauwe tint die me erg goed staat. Ik prijs me gelukkig dat ik in stamverband mag wonen in een van de groene oases in deze zee van beton die Cité Parijs-Amsterdam heet. De oude Amsterdamse binnenstad met zijn grachten en grachtenpanden is een park geworden, enkel nog te voet begaanbaar. In het Vondelpark staan vooral palmen. De rest van de stad is een buitenwijk geworden van de metropoolregio Parijs, de dominante bestuurseenheid sinds enkele jaren. Dat dit ooit Nederland heette weet al bijna niemand meer.

Ik stap op een van de rollende trottoirs, richting station West. Daar zal ik over een kleine drie kwartier mijn vriend Roger oppikken, die vanochtend met de Hyperloop uit New York is vertrokken. Hij vond, zo appte hij gisteravond, mijn verjaardag een goede aanleiding om weer eens samen een vorkje te prikken. En wellicht dat we samen naar een virtual concert in het oude Concertgebouw konden? Ik voel een trilling op mijn linkerhand. Een bericht van de Cité: mijn basisinkomen is gestort. Daar zal ik vandaag eens een flink gat in slaan…

10.45

Het weerzien met Roger is hartelijk en doet me goed, als altijd. Dankzij de real time vertaalchip die we beiden in onze oren hebben laten implanteren, kunnen we moeiteloos communiceren in onze eigen moedertaal. Ik ken Roger al bijna 50 jaar: hij is huisdierkloner van beroep, en voordat ik in mijn tiny home betrok heeft hij tweemaal mijn herdershond Mahogany gekloond. Nu woon ik te klein voor een hond, maar de vriendschap is gebleven. Roger is ondanks zijn 117 jaren nog steeds actief, al doet hij het naar eigen zeggen wel rustiger aan. Op zijn aanraden heb ik twee jaar geleden ook een stamcelvernieuwing laten uitvoeren, and damn, the man was right.

We lopen samen vanaf het station de stad in, richting de oude binnenstad die Roger elke keer als hij hier is wil zien. Het blijft een Amerikaan… Onderweg stoppen we voor een kop warme algendrank met koffiesmaak in een bar op de 18e verdieping van het Holiday Inn Hotel. De favoriete plek van Roger, omdat je niet alleen een groot deel van de stad kunt overzien, maar ook het oneindige water achter de hoge damwanden – daar waar vroeger Haarlem lag. Voor hem ziet het er normaal uit. Mij valt op dat het water weer hoger lijkt te staan…

12.28

Op een bankje in de zon, hoek Keizersgracht, praten we over de stand van de wereld – ons favoriete gespreksonderwerp als we samen zijn. De tien miljardste wereldburger, vorige maand. De nieuwe Chinese supercomputer ‘Heldere Zon’, volgens Roger ‘duizend keer sneller dan het beste wat wíj hebben’. De wereldkampioenschappen Robocup. De hardnekkige ecologische crisis in zijn eigen stadsmetropool New York: ‘Er zijn dagen waarop ik niet meer buiten kom, zo heet is het in die stad. Zelfs de palmbomen verdrogen er.’ En het nieuws dat inmiddels tweederde van de ambtenaren die de Cité draaiende houden AI Driven Subhumans (AIDS) zijn. We lopen door, op weg naar ons lunchrestaurant, over de oude Wallen met de ramen die inmiddels worden bezet door robot-prostituees: godinnen van verschillende etniciteiten, met verschillende lichaamstypen, leeftijden, talen en seksuele skills. Robert lijkt ze niet te zien, en vertelt me wat er in het autopsierapport van Elvis Presley staat dat eindelijk is vrijgegeven. ‘Jammer dat ik die niet heb kunnen klonen.’

14.05

Tijdens de lunch – twee burgers met kweekvlees, een groene salade uit ‘eigen verticale stadslandbouw’, aldus het meisje dat ons bedient, en twee insectenshakes – praten we verder, ditmaal over vroeger. Hoe je in elk restaurant een steak kon bestellen – echt vlees is sinds een decennium in de ban. Hoe je van New York naar Parijs vloog, en dan nog drie uur onderweg was om echt in de stad te komen – vliegtuigen zijn er niet meer, enkel drones. Hoe er nog echte koffie was – nu wil die door klimaatverandering vrijwel nergens meer groeien. Hoe, kortom, vroeger alles beter was. Two grumpy old men. We zijn het erover eens: het wereldwijde onderzoek naar de ‘nanofabricator’ – die moleculen op elke mogelijke manier kan rangschikken, en zo alles kan produceren wat je kunt bedenken, incluis steaks en koffie – wacht al té lang op een doorbraak. ‘Let op mijn woorden: wij gaan nog meemaken dat schaarste verleden tijd is’, beweert Roger. Ikzelf ben daar iets minder zeker van.

15.28

We zijn nog maar net op tijd bij het oude Concertgebouw voor het virtuele concert dat ik vanochtend door mijn HomePod heb laten reserveren. Ook hier is het weer de ouderdom van het gebouw die een bijzondere aantrekkingskracht op Roger uitoefent. Ik vind het vooral jammer dat er geen gebruik meer wordt gemaakt van de ooit befaamde akoestiek van de Grote Zaal. Waarom nog echte mensen laten spelen, als je niet van echt te onderscheiden hologrammen van ’s werelds beste muzikanten op de binnenzijde van je music helmet kunt projecteren? Eenmaal binnen zetten we onze helmen op en wensen we elkaar een mooie middag. We luisteren naar de eerste versie van het Vioolconcert van Sibelius, in een uitvoering uit 2018 door Leonidas Kavakos met zijn onovertroffen techniek, zijn enorm palet aan toonkleuren en zijn volmaakt oor voor detaillering. In de pauze vertrouwt Roger me toe dat hij die music helmets eigenlijk niet vertrouwt en bang is dat ze worden ingezet voor ‘emotion hacking’: ‘Als ze die verdomde AIDS weten te verrijken met onze diepste menselijke gevoelens en emoties, dan is het op zekere dag met ons gedaan’, zegt hij zacht. We zullen zien.

17.45

We drinken nog een laatste borrel samen. Roger ziet er tevreden uit – ‘This is pretty much like I remember real wine’ – en we maken plannen voor een volgende meeting, ditmaal bij hem in New York. Ik vertel hem over een congres dat ik daar binnenkort zal bezoeken, gewijd aan brain-to-braincommunicatie. Dat kan allang, maar strenge privacywetgeving staat toepassingen in de weg  – het totale verlies aan privacy tussen 2020 en 2030, wat de ondergang inluidde van het toenmalige internet, staat nog te veel stadsbestuurders helder voor de geest. Ook vertel ik hem over een artikel dat ik aan het schrijven ben over ‘motes’: de nieuwste ontwikkeling in nanocomputertechnologie. In New York wil ik een van de laboratoria bezoeken die werken aan deze cyberservants ter grootte van een zandkorrel, die mogelijk over tien jaar de knooppunten zullen vormen van een next-generationnetwerk, vele malen krachtiger en intelligenter dan ons huidige holonet, de opvolger van het internet. ‘Met jou wil ik écht geen brain-to-braincommunicatie’, zegt Roger bij ons afscheid. ‘Ik zou me voortdurend dom voelen.’

21.33

Nadat ik Roger heb uitgezwaaid, besluit ik mezelf te trakteren op een ritje met de zelfrijdende taxidienst MobyCité, het enige autovervoer dat in de straten van deze enorme metropool nog is toegestaan. Ik ben moe. Ik roep op mijn handschermpje mijn vitale waarden op en yep: mijn gezondheids-chip adviseert mij dringend ‘rust te nemen’. Aangekomen bij mijn gated community lukt het echter niet om ongezien mijn huis in te komen: een aantal clanleden zit buiten en mijn verjaardag kan natuurlijk niet ongevierd blijven. Ik laat mij overhalen tot een laatste glas – de zon gaat bloedrood onder, het is nog warm en je wordt maar één keer 112. Al snel rollen de onderwerpen die ons als leden van een minidemocratie bezighouden, over tafel. Staan we dichtere bebouwing van onze kunstmatige wildernis toe? De energieopwekkende folie op de daken van een aantal tiny houses laat los: willen we die vervangen door energieopwekkende verf, die duurder is in aanschaf, maar langer meegaat? Investeren we als gemeenschap nu wel of niet in een lokale afvalverwerking, zodat we ook daarin autarkisch kunnen worden? Het is al laat als ik mijn HomePod vraag de ramen te blinderen, de wanden te dimmen en mijn bed voor te koelen. Het was een mooie dag. Morgen weer een nieuwe.

Minimalisme: recept voor levensgeluk of kapitalistische kater?

Hun boodschap is zo simpel als de inhoud van hun kledingkast en zo oud als de weg naar Rome: geld maakt niet gelukkig. ‘Minimalists’ Joshua Fields Millburn en Ryan Nicodemus zijn er wereldberoemd mee geworden. Maar de vraag is of minimalisme nu echt de weg is naar een authentiek, spiritueel bestaan, of toch een manier voor de succesvollen om hun sociale status op te krikken.

Ze gaven er huis, haard en hoogbetaalde banen in het bedrijfsleven voor op: maandenlang de VS doorkruisen in een oude Toyota, met één koffertje bezittingen, om hun credo te verkondigen. Je moet er maar zin in hebben. Maar Millburn en Nicodemus hebben een missie: mensen zouden moeten streven naar een aandachtvol bestaan, waarin we ons hartstochtelijk concentreren op de activiteiten en relaties die van wezenlijk belang voor ons zijn. Vandaar de titel van hun vorig jaar uitgebrachte documentaire Minimalism: a Documentary About the Important Things.

Naast de Amerikaanse tour van Millburn en Nicodemus zelf – een aaneenschakeling van hugs en exclamaties als yeah dude! – wordt hun film bevolkt door een bijeengesprokkeld groepje zelfverklaarde minimalisten die zichzelf bijna te pletter gewerkt hadden, maar nét op tijd het licht zagen. Ze verhuisden naar tiny houses, begonnen te mediteren, verkochten bijna al hun bezittingen, en verkozen een eenvoudiger bestaan – waarna de paniekaanvallen als sneeuw voor de zon verdwenen. Het goede leven, aldus de minimalisten, zou geen constante strijd moeten zijn om hogerop te komen en alles te kunnen kopen wat je hart begeert. Hoezeer de Don Drapers van deze wereld ons ook van het tegendeel willen overtuigen, consumptie kan volgens hen onze existentiële onrust niet wegnemen.

Tredmolen
Het minimalisme van Millburn en Nicodemus confronteert ons met een merkwaardige paradox: we zijn tegelijkertijd te materialistisch en niet materialistisch genoeg. Te materialistisch, omdat we enorm gefixeerd zijn op spullen en de activiteit van het shoppen. Niet materialistisch genoeg, omdat de daadwerkelijke materialiteit van die goederen er eigenlijk niet toe doet. We kopen de nieuwste iPhone niet omdat die paar toegevoegde functionaliteiten ten opzichte van de vorige versie ons duizend euro waard zijn, maar vanwege de sociale status die het nieuwste van het nieuwste ons verleent. De Noorse econoom Thorstein Veblen schreef in 1899 al over dergelijke ‘opzichtige consumptie’, een fenomeen dat in zijn tijd wellicht marginaal was, maar tegenwoordig als de drijvende kracht achter een groot deel van onze economie beschouwd moet worden.

Van die tredmolen, waarin we altijd moeten blijven rennen om mee te kunnen met de volgende modetrend, zouden we hoognodig afscheid moeten nemen. Om die boodschap nog maar eens stevig aan te zetten, zijn in de documentaire beelden gemonteerd van losgeslagen, elkaar verdringende en vertrappende horden consumenten in een winkelcentrum op Black Friday. Die chaos wordt in Minimalism afgezet tegen kernachtige, vagelijk Zenboeddhistische citaten: “Love people, use things. Het omgekeerde werkt nooit.” Het is een sympathieke boodschap, en toch knaagt er iets wanneer je die twee vlotte, charismatische, en duidelijk financieel comfortabele dertigers hun levensstijl ziet uitdragen als een universeel recept voor geluk. “Ik ben dakloos”, vertelt een van de minimalisten ons trots. “Althans, ik bereis de wereld en huur dan hier en daar tijdelijke studio’s. Dus eigenlijk ben ik overal thuis.” Sure. Vertel dat maar aan de werkloze Amerikaan die met zijn hele gezin in zijn oude Chevrolet woont.

Geen windeieren
Guy Debord, de Franse radicale filosoof die in 1967 De Spektakelmaatschappij schreef en daarmee een keiharde veroordeling van onze hysterische media- en consumptiesamenleving formuleerde, merkte ooit op: ‘De geschiedenis van onze maatschappij kan worden beschouwd als het afglijden van zijn tot hebben, en van hebben tot slechts schijnen.’ In die zin kun je je afvragen of minimalistisch leven daadwerkelijk een authentieker bestaan is, of toch meer een poging om jezelf als spiritueler en authentieker mens te profileren dan anderen. De lifestyle heeft de heren minimalists immers ook bepaald geen windeieren gelegd. Daarbij is het ook gewoon een luxe om bezit te kunnen afstoten. Je ziet de de heren minimalists niets zelf doen: niet schoonmaken, eten koken, de was doen, koffie zetten. Dat scheelt alweeremmers, dweilen, een heel keukeninterieur en  een wasmachine. Hun levenswijze kan kortom alleen bestaan bij gratie van een hoogontwikkelde diensteneconomie, waarin de vervulling van alle levensbehoeften voor geld uitbesteed kan worden. Ja, zo kunnen wij het ook.

Minimalisme

Fumio Sasaki, auteur van Goodbye, Things: the New Japanese Minimalism

“Volgens de meeste Japanners ben ik een totale loser: want ongetrouwd, te weinig geld. Een paar jaar geleden had ik me daar nog voor geschaamd. In onze maatschappij wordt ons voortdurend verteld dat hoe rijker we zijn, hoe meer spullen we hebben, hoe meer geluk we zullen kennen. We komen altijd geld te kort en beoordelen elkaar door die bril: alsof de waarde van een persoon gelijk staat aan diens financiële succes. Ik was dag en nacht aan het vergelijken. Inmiddels ben ik er anders naar gaan kijken. Ik ben hartstikke gelukkig met mijn bestaan, en de reden daarvoor is dat ik al mijn spullen heb weggedaan. Minimalisme betekent voor mij: leven met alleen de dingen die je écht nodig hebt. De voordelen daarvan reiken veel verder dan het simpele genot van een opgeruimde kamer, of het feit dat ik mijn huis in een half uurtje schoon heb; het heeft me ertoe gebracht om veel serieuzer na te denken over waar ik gelukkig van word, en daardoor ben ik het leven meer in eigen hand gaan nemen. Het wegdoen van spullen is meer dan opruimen – het is een lesprogramma in levensgeluk.”

Kyle Chayka, columnist in Newsweek, The New Yorker, the New Republic

“Minimalisme is een protserig ritueel van consumentistische zelfopoffering: mensen die alles hebben die doen alsof ze niks nodig hebben. Je verzuipt tegenwoordig in de artikelen van technomonniken die dankzij hun rugzakje met laptop en iPad een diepe spirituele vrede gevonden hebben. Het minimalisme fungeert als een soort zelfmedicatie voor de laat-kapitalistische kater van Hummers, lavalampen en flippoverzamelingen. Eigenlijk is er niks minimaals aan. Het gaat niet om minder consumeren, alleen anders. Minimalisme in de kunstgeschiedenis draaide erom mensen terug te brengen naar een pure waarneming, om ze te verlossen van de bagage van een eeuwenlange cultuurgeschiedenis. Maar het hedendaagse minimalisme is een pure class signifier van de wereldwijde elite. Die eenzijdige en volkomen risicoloze esthetiek dringt zich overal aan ons op: leeg en kaal en wit zijn goed, variatie en heterogeniteit zijn fout. Niks revolutionairs aan – en totaal doordrongen van hetzelfde angstige zelfbewustzijn als alle andere consumptiestijlen.”

Arielle Bernstein, schrijfster en docente aan de American University in Washington, DC

“Ik schrijf momenteel een non-fictieboek over onze relatie tot ons bezit, geïnspireerd door de hype rondom Japanse opruimgoeroe Marie Kondo. Haar boek zette me aan het denken over mijn eigen familiegeschiedenis. Mijn grootouders waren allebei vluchtelingen en de armoede liet zijn sporen na: mijn opa was een dwangmatige verzamelaar die de hele dag allerlei prullaria van straat opraapte en nooit, nooit iets kon weggooien. Mijn oma en mijn moeder waren ontzettend praktisch – de voorraadkast stond vol met ingeblikt voedsel en mijn toch al onmodieuze kleren werden honderd keer gerepareerd. Ik ben zelf voldoende comfortabel opgegroeid om het tegenovergestelde te verheerlijken: de lege yogastudio, de lichtheid en vrijheid van een minimalistische levensstijl. Ik snap heel goed dat westerlingen dat in onze tijd verfrissend vinden. Marie Kondo presenteert zo’n leeg huis vooral als een bewijs van persoonlijke discipline. Maar het is bovenal een teken van vertrouwen: het vertrouwen dat je, wanneer je iets nodig blijkt te hebben, je daar altijd gemakkelijk aan kunt komen. Dat is een vertrouwen dat veel mensen nooit zullen kunnen opbrengen: het is bijzonder ironisch dat de minimalistische hype zo precies samenvalt met de vluchtelingencrisis van vandaag. Voor mensen die alles hebben moeten opgeven, is elk bezit een bevestiging van het feit dat ze die beproeving overleefd hebben.”