‘Voorspellen is moeilijk, vooral als het om de toekomst gaat’. Deze uitspraak is toegeschreven aan talloze mensen, van filmproducent Samuel Goldwyn tot honkbalspeler Yogi Berra en van Nostradamus tot schrijver Mark Twain. In werkelijkheid is het een Deens gezegde, populair gemaakt door natuurkundige Niels Bohr, een van de grondleggers van de kwantummechanica. Maar wát precies maakt voorspellen nu zo moeilijk? Dat is vooral het feit dat er niet één, maar altijd meerdere mogelijke toekomsten zijn.
In 1953 schreef de Rotterdamse cultuursocioloog Fred. L. Polak een boek met de titel ‘De toekomst is verleden tijd’. Zijn bijna 700 pagina’s stilistisch uitbundige ‘cultuurfuturistische verkenningen’ laten zich als volgt bondig samenvatten: het beeld, dat de mens zich van de toekomst maakt, draagt in hoge mate bij tot de verwezenlijking juist van die toekomst. In het nu ligt besloten wat worden zal, aldus Polak.
Polak geldt als een van de aartsvaders van de Nederlandse futurologie – iemand die niet alleen met behulp van statistiek de lijnen van gisteren via vandaag naar morgen doortrok, maar ook met zijn intuïtie ‘rekende’. Hoewel hij hoogleraar was aan de Nederlandse Economische Hogeschool, was hij in wetenschappelijke kringen niet onomstreden. Want intuïtie, dat is iets voor koffiedikkijkers en handlezeressen. Het feit dat Polak soms ‘in het nu’ leek te voorvoelen ‘dat er iets in de lucht hing’, daar kregen zijn collega’s maar moeilijk greep op.
De futurologie, prognostica, forecasting of toekomstkunde – hoe je het ook wilt noemen – beweegt zich al sinds haar opkomst in de jaren vijftig tussen twee uitersten. Het ene uiterste is de prospectieve futurologie. Het doel hiervan is zo nauwkeurig mogelijk te willen weten waar je op moment x in de toekomst uitkomt (’40 windmolenparken in het jaar 2025’). Het andere uiterste is de projectieve futurologie, die meer gericht is op het projecteren van mogelijkheden of mogelijke toekomsten (‘we krijgen ooit een systeem waarmee we thuis automatisch betalingen kunnen doen’). Nergens worden die twee verschillende manieren van toekomstdenken zo kernachtig verwoord als in Alice in Wonderland. Alice vraagt aan de Cheshire Kat: “Kun je mij vertellen welke weg ik moet kiezen?”
‘Dat hangt er voornamelijk vanaf waar je naartoe wilt’, zegt de Kat.
‘Dat kan me niet veel schelen’, zegt Alice.
‘In dat geval geeft het niet welke weg je neemt’, zegt de Kat.
‘ – zolang ik maar ergens uitkom.’
‘Oh, maar dát is zeker’, zegt de Kat, ‘als je maar lang genoeg loopt!’
Wet van Moore
Feit is dat de futurologie inmiddels geldt als een echte wetenschap, die het stadium van de glazen bol of het trendwatchen allang is ontstegen. Volgens de Nederlandse futuroloog Peter van der Wel onderzoekt de futurologie mogelijke toekomsten, want ‘de’ toekomst kun je niet voorspellen. Wel is bijvoorbeeld redelijk wat voorspelbaar over de mogelijke verdere technologische ontwikkeling in de toekomst. Zo is de wet van Moore – iedere twee jaar twee keer zo snelle computerchips – al meer dan 50 jaar van toepassing in de informatietechnologie, en er is weinig reden om aan te nemen dat die de komende jaren niet langer opgeld zal doen. En volgens Van der Wel strekt die versnellende versnelling zich intussen ook uit naar vele andere wetenschapsgebieden: van nanotechnologie tot biotechnologie en van informatietechnologie tot aan de cognitieve wetenschappen.
Deze vier wetenschapsgebieden beïnvloeden elkaar en de ontwikkelingen in die gebieden versnellen elkaar weer onderling. Het is, zegt Van der Wel, niet zo heel lastig om je vanuit die mogelijke technische ontwikkelingen mogelijke toepassingen van de nieuwe technologie voor te stellen. Van elektronische sensoren op of in de huid tot aan hersenimplantaten, of van betalen met je stem tot aan bitcoins en van 3D-geprint voedsel tot ‘pink farming’ – het kweken van gewassen in roze, energiezuiniger licht.
Futurologen noemen dit de ‘eerste-orde-effecten’. Van daaruit zijn dan weer voorspellingen te doen over de mogelijke maatschappelijke gevolgen van deze technologische toepassingen. Deze indirecte gevolgen worden tweede-, of zelfs derde- en vierde- orde-effecten genoemd.
Geen golf maar snooker
“Veel mensen denken dat toekomstverkennen te vergelijken is met het bepalen van de baan van een golfbal”, zegt Van der Wel. “Als je weet met welke snelheid en met welke hoek de bal is geslagen, kun je tamelijk precies voorspellen hoe de baan van de bal door de lucht zal zijn. Natuurlijk zal de golfbal, nadat hij eenmaal op de grond is geland, nog wel een aantal malen stuiteren en speelt ook de wind een rol, maar verder is alles redelijk voorspelbaar. Helaas is de werkelijkheid ingewikkelder. Toekomstverkennen valt beter te vergelijken met de eerste snookerstoot. De baan van de eerste bal is redelijk voorspelbaar. Maar die bal stuit dan tegen twee andere ballen, die weer tegen vier andere ballen stoten en dan weer tegen acht andere ballen, die weer allemaal tegen elkaar stoten enzovoort. Op dat moment is het niet meer echt voorspelbaar hoe al die ballen met elkaar zullen reageren.”
Met de tweede-, derde-, vierde-orde-effecten komen we terecht in de wereld van de systeemtheorie. In zulke systemen is altijd sprake van een groot aantal onderlinge relaties en verbanden, waardoor ze zich heel lang kunnen aanpassen aan veranderingen, bijvoorbeeld aan een nieuwe technologie. Maar soms blijkt die nieuwe technologie disruptief, denk aan de opkomst van het internet: zij zorgt voor een – nauwelijks te voorspellen – kantel- of omslagpunt, waardoor het systeem een enorme verandering doormaakt. Veel techstart-ups ambiëren daarom disruptie: het zet de gevestigde orde namelijk in één klap buiten spel.
Voorbereiden op veranderingen
Juist het bestaan van kantelpunten maakt het heel moeilijk om precieze uitspraken te doen over hoe zo’n systeem zal reageren op invloeden van buitenaf. Om met Van der Wel te spreken: “Langetermijnvoorspellingen in complexe adaptieve systemen blijken daardoor uiterst onbetrouwbaar. Maar het denken vanuit systemen helpt wel om je voor te bereiden op kantelingen in het systeem. Het helpt vroege signalen te herkennen vanuit een ander systeemperspectief en daarmee helpt het ons om voor te sorteren op veranderingen in de maatschappij als sociotechnisch systeem.”
De waarheid ligt dus in het midden. Deels had Polak gelijk, en ligt in het nu besloten wat worden zal – de eerste-orde-effecten. Deels is er geen zinnig woord te zeggen over de toekomst. Dat moet ons er niet van weerhouden over die toekomst na te denken. Dirty Science doet dat, door een dag in het leven in 2058 te schetsen in de kaders bij dit artikel. Wordt het zo? Nee. Zou het zo kunnen zijn? We weten het niet. We hebben immers alleen het nu als uitgangspunt.
Meeting Roger, 2058
07.15
Mijn bed trilt me langzaam wakker. Door mijn oogharen zie ik de wanden van mijn kamer langzaam een geeloranje kleur aannemen: tijd om op te staan. Dan realiseer ik me dat ik vandaag jarig ben: ik word 112. Ik strek me nog een keer uit, en stap uit bed. In de badkamer check ik in de spiegel mijn vitale waarden. Alles in het groen, alleen de bloeddruk is wat te hoog. Toch niet slecht voor een 112-jarige, denk ik. Die bloeddruk moet ik straks even bijregelen met mijn mybodyscanner. Niet vergeten.
In mijn pyjama loop ik mijn keukentje in en smeer twee algencrackers met insectenspread. Met een kop kruideninfusie installeer ik me op de bank. Op het onderhuidse schermpje op de bovenkant van mijn linkerhand stromen de eerste felicitaties al binnen. Clanleden, die net als ik een tiny home bewonen in dit stukje kunstmatige wildernis in de stad. Eén stemcommando verder is het glas van de ramen weer doorzichtig: het is een mooie dag. Een mooie dag om jarig te zijn.
9.52
Gedoucht, aangekleed en met bijgestelde bloeddruk loop ik het groen uit, de stenen stad in. Ik draag mijn nieuwe pak van kweeksuède, in een aparte grijsblauwe tint die me erg goed staat. Ik prijs me gelukkig dat ik in stamverband mag wonen in een van de groene oases in deze zee van beton die Cité Parijs-Amsterdam heet. De oude Amsterdamse binnenstad met zijn grachten en grachtenpanden is een park geworden, enkel nog te voet begaanbaar. In het Vondelpark staan vooral palmen. De rest van de stad is een buitenwijk geworden van de metropoolregio Parijs, de dominante bestuurseenheid sinds enkele jaren. Dat dit ooit Nederland heette weet al bijna niemand meer.
Ik stap op een van de rollende trottoirs, richting station West. Daar zal ik over een kleine drie kwartier mijn vriend Roger oppikken, die vanochtend met de Hyperloop uit New York is vertrokken. Hij vond, zo appte hij gisteravond, mijn verjaardag een goede aanleiding om weer eens samen een vorkje te prikken. En wellicht dat we samen naar een virtual concert in het oude Concertgebouw konden? Ik voel een trilling op mijn linkerhand. Een bericht van de Cité: mijn basisinkomen is gestort. Daar zal ik vandaag eens een flink gat in slaan…
10.45
Het weerzien met Roger is hartelijk en doet me goed, als altijd. Dankzij de real time vertaalchip die we beiden in onze oren hebben laten implanteren, kunnen we moeiteloos communiceren in onze eigen moedertaal. Ik ken Roger al bijna 50 jaar: hij is huisdierkloner van beroep, en voordat ik in mijn tiny home betrok heeft hij tweemaal mijn herdershond Mahogany gekloond. Nu woon ik te klein voor een hond, maar de vriendschap is gebleven. Roger is ondanks zijn 117 jaren nog steeds actief, al doet hij het naar eigen zeggen wel rustiger aan. Op zijn aanraden heb ik twee jaar geleden ook een stamcelvernieuwing laten uitvoeren, and damn, the man was right.
We lopen samen vanaf het station de stad in, richting de oude binnenstad die Roger elke keer als hij hier is wil zien. Het blijft een Amerikaan… Onderweg stoppen we voor een kop warme algendrank met koffiesmaak in een bar op de 18e verdieping van het Holiday Inn Hotel. De favoriete plek van Roger, omdat je niet alleen een groot deel van de stad kunt overzien, maar ook het oneindige water achter de hoge damwanden – daar waar vroeger Haarlem lag. Voor hem ziet het er normaal uit. Mij valt op dat het water weer hoger lijkt te staan…
12.28
Op een bankje in de zon, hoek Keizersgracht, praten we over de stand van de wereld – ons favoriete gespreksonderwerp als we samen zijn. De tien miljardste wereldburger, vorige maand. De nieuwe Chinese supercomputer ‘Heldere Zon’, volgens Roger ‘duizend keer sneller dan het beste wat wíj hebben’. De wereldkampioenschappen Robocup. De hardnekkige ecologische crisis in zijn eigen stadsmetropool New York: ‘Er zijn dagen waarop ik niet meer buiten kom, zo heet is het in die stad. Zelfs de palmbomen verdrogen er.’ En het nieuws dat inmiddels tweederde van de ambtenaren die de Cité draaiende houden AI Driven Subhumans (AIDS) zijn. We lopen door, op weg naar ons lunchrestaurant, over de oude Wallen met de ramen die inmiddels worden bezet door robot-prostituees: godinnen van verschillende etniciteiten, met verschillende lichaamstypen, leeftijden, talen en seksuele skills. Robert lijkt ze niet te zien, en vertelt me wat er in het autopsierapport van Elvis Presley staat dat eindelijk is vrijgegeven. ‘Jammer dat ik die niet heb kunnen klonen.’
14.05
Tijdens de lunch – twee burgers met kweekvlees, een groene salade uit ‘eigen verticale stadslandbouw’, aldus het meisje dat ons bedient, en twee insectenshakes – praten we verder, ditmaal over vroeger. Hoe je in elk restaurant een steak kon bestellen – echt vlees is sinds een decennium in de ban. Hoe je van New York naar Parijs vloog, en dan nog drie uur onderweg was om echt in de stad te komen – vliegtuigen zijn er niet meer, enkel drones. Hoe er nog echte koffie was – nu wil die door klimaatverandering vrijwel nergens meer groeien. Hoe, kortom, vroeger alles beter was. Two grumpy old men. We zijn het erover eens: het wereldwijde onderzoek naar de ‘nanofabricator’ – die moleculen op elke mogelijke manier kan rangschikken, en zo alles kan produceren wat je kunt bedenken, incluis steaks en koffie – wacht al té lang op een doorbraak. ‘Let op mijn woorden: wij gaan nog meemaken dat schaarste verleden tijd is’, beweert Roger. Ikzelf ben daar iets minder zeker van.
15.28
We zijn nog maar net op tijd bij het oude Concertgebouw voor het virtuele concert dat ik vanochtend door mijn HomePod heb laten reserveren. Ook hier is het weer de ouderdom van het gebouw die een bijzondere aantrekkingskracht op Roger uitoefent. Ik vind het vooral jammer dat er geen gebruik meer wordt gemaakt van de ooit befaamde akoestiek van de Grote Zaal. Waarom nog echte mensen laten spelen, als je niet van echt te onderscheiden hologrammen van ’s werelds beste muzikanten op de binnenzijde van je music helmet kunt projecteren? Eenmaal binnen zetten we onze helmen op en wensen we elkaar een mooie middag. We luisteren naar de eerste versie van het Vioolconcert van Sibelius, in een uitvoering uit 2018 door Leonidas Kavakos met zijn onovertroffen techniek, zijn enorm palet aan toonkleuren en zijn volmaakt oor voor detaillering. In de pauze vertrouwt Roger me toe dat hij die music helmets eigenlijk niet vertrouwt en bang is dat ze worden ingezet voor ‘emotion hacking’: ‘Als ze die verdomde AIDS weten te verrijken met onze diepste menselijke gevoelens en emoties, dan is het op zekere dag met ons gedaan’, zegt hij zacht. We zullen zien.
17.45
We drinken nog een laatste borrel samen. Roger ziet er tevreden uit – ‘This is pretty much like I remember real wine’ – en we maken plannen voor een volgende meeting, ditmaal bij hem in New York. Ik vertel hem over een congres dat ik daar binnenkort zal bezoeken, gewijd aan brain-to-braincommunicatie. Dat kan allang, maar strenge privacywetgeving staat toepassingen in de weg – het totale verlies aan privacy tussen 2020 en 2030, wat de ondergang inluidde van het toenmalige internet, staat nog te veel stadsbestuurders helder voor de geest. Ook vertel ik hem over een artikel dat ik aan het schrijven ben over ‘motes’: de nieuwste ontwikkeling in nanocomputertechnologie. In New York wil ik een van de laboratoria bezoeken die werken aan deze cyberservants ter grootte van een zandkorrel, die mogelijk over tien jaar de knooppunten zullen vormen van een next-generationnetwerk, vele malen krachtiger en intelligenter dan ons huidige holonet, de opvolger van het internet. ‘Met jou wil ik écht geen brain-to-braincommunicatie’, zegt Roger bij ons afscheid. ‘Ik zou me voortdurend dom voelen.’
21.33
Nadat ik Roger heb uitgezwaaid, besluit ik mezelf te trakteren op een ritje met de zelfrijdende taxidienst MobyCité, het enige autovervoer dat in de straten van deze enorme metropool nog is toegestaan. Ik ben moe. Ik roep op mijn handschermpje mijn vitale waarden op en yep: mijn gezondheids-chip adviseert mij dringend ‘rust te nemen’. Aangekomen bij mijn gated community lukt het echter niet om ongezien mijn huis in te komen: een aantal clanleden zit buiten en mijn verjaardag kan natuurlijk niet ongevierd blijven. Ik laat mij overhalen tot een laatste glas – de zon gaat bloedrood onder, het is nog warm en je wordt maar één keer 112. Al snel rollen de onderwerpen die ons als leden van een minidemocratie bezighouden, over tafel. Staan we dichtere bebouwing van onze kunstmatige wildernis toe? De energieopwekkende folie op de daken van een aantal tiny houses laat los: willen we die vervangen door energieopwekkende verf, die duurder is in aanschaf, maar langer meegaat? Investeren we als gemeenschap nu wel of niet in een lokale afvalverwerking, zodat we ook daarin autarkisch kunnen worden? Het is al laat als ik mijn HomePod vraag de ramen te blinderen, de wanden te dimmen en mijn bed voor te koelen. Het was een mooie dag. Morgen weer een nieuwe.